Met een flitser heb je veel meer controle over het licht, kun je eigen accenten aanbrengen en grote licht/donker contrasten wegwerken. In dit artikel lees je 12 handige tips om aan de slag te gaan met flitsen in de de natuur.
1. Creëer je eigen licht
Als natuurfotografen zijn we dol op omgevingslicht, warm ochtendlicht, zonnestralen door het bos of tegenlicht. Hoe mooi ook, er kleven twee nadelen aan: 1) je bent volledig afhankelijk van de zon, zonnestand, kleur van het zonlicht en de lichtrichting en 2) op een saaie grijze dag heb je geen mooi licht. En dat is het mooie van een flitser, je heb hiermee het licht volledig in eigen hand. Je kunt alles zelf instellen, intensiteit, richting, hoogte en zelfs kleur. Wanneer de zon even niet doet wat jij wilt, kun je toch heerlijk je creativiteit de vrije loop laten met je eigen ‘zon’.
2. Invulflits
Als je nog niet zoveel over flitsen weet, is er een snelle truc om toch al mooie resultaten te bereiken. In de stand automaat werkt de flitser namelijk als (vaak niet echt fraaie) hoofdlichtbron. Dan neemt de flitser de hele belichting over en krijg je al snel platte, ingeflitste foto’s. In de standen A(v) (diafragmavoorkeuze) en S/Tv (sluitertijdvoorkeuze) werkt de flitser echter als invullicht en komt als extra bovenop het omgevingslicht. Daarmee heb je een veel mooiere balans tussen beide en kun je bijvoorbeeld heel mooi de schaduwzijde van je onderwerp bij tegenlicht inkleuren.
3. Volledige controle lichtbalans; werk in de M-stand
Flitsen wordt moeilijk gevonden en geassocieerd met keihard wit licht. Dat is alleen het geval als je de flitser als belangrijkste lichtbron gebruikt. Maar eigenlijk werk met je met een combinatie van omgevings- en flitslicht. Alleen flitslicht is vaak niet mooi maar door de verhouding aan te passen, kun je ze beide in mooie balans brengen. In de stand M heb je de volledige controle. Met diafragma bepaal je scherptediepte, ISO stel je in op een gewenste waarde en met de sluitertijd regel je het omgevingslicht. Door de flits harder of zachter te laten flitsen, kun je dan als laatste de hoeveelheid flitslicht regelen.
4. Ingebouwde flitser: kan prima voor macrofotografie
De ingebouwde flits wordt door velen als not-done gezien: hij is maar zwak (of keihard) en je hebt altijd saai meelicht. Toch kun je hem af en toe best gebruiken, zeker als je in de macrofotografie werkt met het zo mooie tegenlicht van de zon. Met de flitscompensatie kun je de flitser wat zachter zetten en zo mooi de donkere kant van je onderwerp inlichten
5. Schaduw van zonnekap en lens
Nadeel van de ingebouwde flitser is dat hij zó laag zit dat je bij onderwerpen dichtbij nog wel eens een nare schaduw in de voorgrond kan krijgen. Dit is de schaduw van de zonnekap. Maar zelfs als je die eraf haalt kun je nog steeds de schaduw van je objectief blijven zien. De oplossing is dan 1) iets verder in te zoomen en tegelijk wat verder naar achteren te gaan of 2) een externe reportage flitser te gebruiken die wat hoger op de camera zit.
6. Flitser los van de camera
Nadeel van een flitser op je camera (ingebouwd of reportage) is dat je per definitie werkt met het relatief saaie meelicht. Wil je volledige controle over de lichtrichting dan is het aan te raden de flitser los van de camera te gebruiken. Sommige camera’s en merken hebben ingebouwde draadloze mogelijkheden, anders kun je goedkoop een setje trigger/receiver kopen of iets duurder een set waarbij je ook nog eens de hele flitsers kan instellen vanaf de camera. Eenmaal los van de camera kan de flitser overal in het veld staan!
7. Flits ook eens bij landschappen
Flitsen bij macro is nog wel herkenbaar, maar bij landschappen? Jazeker, dat kan ook! Natuurlijk lukt het niet om een berg uit te lichten of de hele Waddenzee, maar zeker met laagstaande zon kun je mooi de schaduwzijde van een voorgrond oplichten. Naast de gradiënt filters is een flitser minstens net zo handig!
8. Geen flitsers? Gebruik een zaklampje of je telefoon!
Ook zonder flitser kun je toch leuke effecten bereiken met hulplicht. Neem gewoon een zaklampje mee in het veld of gebruik het LED lampje van je telefoon. Hoewel die laatste maar zwak is kun je hem juist erg mooi dichtbij je onderwerp plaatsen. Paar blaadjes erover en je hebt een mooi lichtje om wat extra spanning in beeld te brengen.
9. Flits om je onderwerp te bevriezen
Flitslicht duurt maar kort, veel korter vaak dan je sluitertijd. Wanneer je met bewegende onderwerpen werkt en het lukt niet om ze onbewogen te krijgen met een snelle sluitertijd, kan het helpen om ze juist met de flitser te bevriezen. Je krijgt dan niet alleen mooi lichtaccent maar ook nog eens een dynamisch beeld van zowel beweging als stilstaand beeld.
10. Onmisbaar: reflectiescherm
Heb je één flitser (los of vast op de camera) dan heb je één lichtrichting, tenzij je ook nog eens zonlicht hebt. Nadeel van één lichtrichting is dat je altijd een schaduwzijde hebt die soms té donker wordt. Voor een paar euro heb je een reflectiescherm om het flitslicht terug te kaatsen op de donkere delen en zo nog wat textuur aan te brengen. Maar dat scherm kun je ook gebruiken om flare te voorkomen of het flitslicht extra te richten; onmisbaar en multitasking.
11. Kleurenfilters
Voor flitsers heb je kleurenfilters. Daarmee kun je de kleur van het flitslicht veranderen. Maar ook kun je daarmee je onderwerp juist weer de correcte kleur geven terwijl je middels de witbalans de kleur van de achtergrond aanpast.
12. Be creative
Hulplicht kan bestaand licht ondersteunen, zoals het oplichten van de schaduwzijde of het aanbrengen van een lichtaccentje, maar je kunt ook volledig je eigen werkelijkheid creëren. Met kleurenfilters, andere witbalansen, meerdere flitsers en zelfs plantenspuitjes kun je je helemaal laten gaan. De natuur niet meer als werkelijkheid maar als decor voor je eigen artistieke vrijheid.
8 reacties
Dankjewel Johan voor je zoveelste uitermate heldere en uitgebreide set aan tips met klip en klare voorbeelden per tip. Heel verfrissend!