Je hoort wel eens dat in het digitale tijdperk fysieke filters overbodig geworden zijn, omdat je toch alles in nabewerking kan aanpassen. Maar net zoals je een mislukte taart niet kan redden door er suiker over te strooien, helpt nabewerking niet als je opname niet goed is. Bovendien zijn er heel wat effecten die je in software niet kan imiteren.
UV-filters
Een UV-filter blokkeert ultraviolet licht. Toen fotografen nog met fotofilm werkten, hielp een UV-filter om een storende blauwe kleurwaas te voorkomen. Bij een digitale camera is dat niet nodig, omdat de sensor niet (of bijna niet) gevoelig is voor UV.
Je kan een UV-filter wel gebruiken om het voorste glaselement van je objectief te beschermen. Als je ergens tegen stoot, gaat het filter kapot, niet je lens. Koop dan wel een filter van goede kwaliteit. Goedkope UV-filters zijn niet kleurneutraal, zodat je een kleurzweem in je beeld krijgt.
Polarisatiefilters
Een polarisatiefilter laat alleen licht door dat uit een bepaalde richting komt. Daardoor worden reflecties en strooilicht gereduceerd. Het meest gebruikte type is een circulair polarisatiefilter (CPL). Door het filter te draaien, bepaal je vanuit welke richting het licht mag komen. Je kan daardoor bijvoorbeeld storende reflecties op een wateroppervlak verminderen, of het blauw van de lucht dieper maken.

Grijsfilter
Een grijsfilter of ND (neutral density) beperkt de hoeveelheid licht die je sensor bereikt. Je gebruikt ze als je wil werken met lange sluitertijden, bijvoorbeeld om een waterval te fotograferen of het oppervlak van de zee mooi glad te laten worden. Videomakers gebruiken ze om een sluitertijd van 1/50 aan te houden, ook als er veel licht is.
Grijsfilters bestaan in verschillende sterktes. De sterkte wordt vaak uitgedrukt in ‘stops’, waarbij elke stop staat voor een halvering van het licht. Een 3-stops filter laat dus één achtste (de helft van de helft van de helft) van het licht door. Omdat niet iedereen goed is in hoofdrekenen wordt de sterkte ook uitgedrukt met de totale lichtreductie: ND8 komt dan overeen met 3 stops, ND32 (één tweeëndertigste van het licht) met 5 stops.
Er bestaan ook grijsfilters met variabele sterkte. Dit zijn eigenlijk twee filters die je ten opzicht van elkaar kan verdraaien om de sterkte van het filtereffect te verhogen of te verlagen. Ze zijn erg populair bij videomakers, omdat je het filter niet hoeft te vervangen als de lichtomstandigheden wijzigen.
Grijsverloopfilters
Een gewoon grijsfilter reducteert de helderheid in de hele foto. Een grijsverloopfilter of GND (graduated neutral density) is selectiever: hier wordt de helderheid geleidelijk (gradueel) verminderd. Je gebruikt ze om het contrast tussen delen van de foto te verkleinen, bijvoorbeeld tussen het landschap op de voorgrond en de wolkenpartij aan de hemel. Zonder grijsverloopfilter zou het landschap onderbelicht of de wolken overbelicht zijn.
Er zijn grijsverloopfilters met een harde overgang, die goed geschikt zijn wanneer de horizon strak afgelijnd is, zonder bomen of andere zaken op de grens. Denk aan een zeezicht, waar de horizon en de zee strak afgegrensd zijn. Fotografeer je een golvend landschap of een landschap met een bomenrij op de horizon, dan is een grijsverloopfilters met een zachte, geleidelijke overgang beter.
Bij een klassiek grijsverloopfilter zit het donkerste deel van het filter aan de bovenzijde, en wordt het naar binnen toe lichter. Als je een zonsopgang of zonsondergang wil fotograferen, met het helderste deel van je foto dus net boven de horizon, heb je een omgekeerd grijsverloopfilter (reversed GND) filter nodig.
GND.jpeg


Filtersystemen
Filters bestaan in twee vormen: ronde schroeffilters en rechthoekige schuiffilters. Rond filter schroef je in de schroefdraad aan de voorzijde van je lens. Je hebt dus een filter nodig met dezelfde diameter als je lens, bijvoorbeeld 77mm. Je kan een iets grotere filtermaat gebruiken via een adaperring.
Rechthoekige schuiffilters, ook insteekfilters of voorzetfilters genoemd, plaats je in een filterhouder. Deze wordt op je lens vastgeschroefd. In de houder passen meerdere filters, zodat je filters kan combineren. Het voordeel is dat je de hoogte van het filter kan aanpassen door het hoger of lager in de houder te schuiven. Zo kun je een grijsverloopfilter zo plaatsen dat de overgang net op de horizon staat.
Een circulair polarisatiefilter (CPL) is zoals de naam zelf zegt altijd rond. Daarom zijn er filterhouders waarin je een CPL kan plaatsen (dichtst bij de lens) en daarvoor dan nog een tot drie schuiffilters.

Nog veel meer uitleg, voorbeelden en inspiratie over fotograferen met filters vind je in de Praktijkgids filters.
Eén reactie
Goede uitleg. Dank u.