Misschien heb je het ook wel eens meegemaakt. Dat je een bosscène fotografeert en er plotseling een ree het pad oversteekt. In allerijl probeer je de belichtingsparameters aan te passen om het hertje scherp op beeld te vangen. Maar tegen de tijd dat je alles juist heb afgesteld is het reetje alweer verdwenen. Een frustrerende ervaring. Gelukkig zijn de meeste moderne camera’s zo te programmeren dat je snel kunt wisselen tussen verschillende presets. En hiermee vergroot je de kans op een geslaagde foto. Hier lees je hoe je dit kan gebruiken bij het fotograferen.
Landschap versus wildlife
Landschapsfotografie stelt andere eisen aan de camera-instellingen dan wildfotografie. Bij de eerste zal vooral de scherptediepte bepalend zijn. Daarom kies je meestal voor een relatief klein diafragma. De ISO-waarde laat je over het algemeen zo laag mogelijk en je werkt vaak met relatief langere sluitertijden. Meestal stel je handmatig scherp of je gebruikt de enkelvoudige autofocus stand (AF-S bij Nikon en One shot bij Canon). Bij wildfotografie is de sluitertijd vaak bepalend. Deze zijn vaak relatief hoog om actie te bevriezen. Vaak stel je een groot diafragma in en gebruik je hogere ISO-waarden om de foto correct te belichten. Het scherpstellen gaat met de continue scherpstelstand (AF-C bij Nikon en Al Servo bij Canon).
Gebruikersinstellingen
De belichting van een digitale spiegelreflexcamera wordt meestal geregeld met het tandwiel welke bovenop de camera zit. Er zijn verschillende belichtingsprogramma’s beschikbaar om de belichting automatisch (P-stand), semi-automatisch (A- en S- standen bij Nikon en Av- en Tv- standen bij Canon) of handmatig te sturen (M-stand). Daarnaast beschikken veel camera’s over programmeerbare standen welke via het keuzewiel te benaderen zijn (U-standen bij Nikon en de C-standen bij Canon). Eén van deze programma’s kan je speciaal inrichten voor wildfotografie waarna je snel kan wisselen tussen de M-stand voor landschapsfotografie en de U- of C-stand voor wildfotografie. Hoe je dit precies programmeert zie je in de handleiding van je camera. In mijn camera heb ik daar de onderstaande gebruikersinstellingen in gezet. Deze parameters dienen als uitgangswaarden en kunnen verder geoptimaliseerd worden wanneer daar tijd voor is.
- Belichtingsprogramma: M-stand
- Sluitertijd: 1/125 seconde
- Diafragma: f/4 (het grootse diafragma op mijn meest gebruikte objectief)
- ISO-waarde: automatisch met een maximum van 4000
- Autofocus stand: continu scherpstellen
Geef een reactie