Koningin aardhommel
De koningin kan midden februari al tevoorschijn komen vanuit haar winterschuilplaats. De koningin overwintert vaak in een holletje onder de grond, onder een hoop bladeren of in een composthoop. Het eerste wat ze gaat doen is op zoek naar voedsel om weer aan te sterken. Daarna zoekt ze een goede plek waar ze een nest kan maken. Ze staat er alleen voor om een kolonie te gaan vormen.
Dat begint vaak in maart. Het zijn gelijk al mooie fotomomenten om de grote koningin bezig te zien om voedsel te verzamelen. Ze is bovendien een indrukwekkende grote verschijning.

Kenmerken aardhommel (- complex)
Er zijn in ons land vier soorten die op het oog in het veld heel moeilijk te onderscheiden zijn. In de beschrijvingen lees je dan vaak de benaming ‘aardhommel-complex ’. Het zijn de aardhommel, de veldhommel, de grote veldhommel en de wilgenhommel samengebundeld in één naam. Voor de liefhebber en fotograaf volstaat de naam aardhommel, want je kunt deze vier soorten alleen microscopisch onderscheiden.
Ze zijn herkenbaar aan twee gele strepen, veel zwart en een witte achterlijfspunt. Het worden dan ook witkonten genoemd.
Bij het borststuk is het voorste deel geel en de rest zwart behaard. Het voorstuk van het achterlijf is weer geel, de rest zwart en het einde van het achterlijf is karakteristiek wit behaard. Je herkent ze vrij snel.

In het veld
Fascinerend is om te zien hoe de vrouwtjes het stuifmeel verzamelen en als een klompje op de scheen van de achterpoot plakken. De hommel kamt het stuifmeel op het lichaam met de twee voorste poten bij elkaar en kauwt het dan tot een kleverige pasta en brengt het dan naar de achterste scheen. Je ziet bij vrouwtjes dat deze scheen glimmend en heel glad is. Dan schuiven ze het bij elkaar in een ‘korfje’ en het klompje wordt steeds groter.
Bij mannetjes (die geen stuifmeel verzamelen) zie je geen gladde scheen en is de achterste poot geheel behaard.

Het nest van de aardhommel zit in de grond en kan zich zelfs tot op anderhalve meter diepte bevinden. Een nest is in het veld moeilijk te vinden. Soms zitten ze ook in een spouwmuur.
Een kolonie van de aardhommel kan uiteindelijk bestaan uit zo’n 300 tot 600 werksters. Tegen het einde van juli begint de kolonie langzaam maar zeker jonge koninginnen en mannetjes voort te brengen tot ongeveer eind september. Nadat de jonge koninginnen het nest hebben verlaten en gepaard, gaan ze aansterken en op zoek naar een plek om te overwinteren. Mannetjes vliegen vooral in juli en augustus vrij rond en zijn dan goed te fotograferen. Uiteindelijk blijven in de winter alleen de jonge bevruchte koninginnen over.

