De vrouwtjes zijn in het algemeen roodbruin van kleur, de mannetjes grijsbruin tot licht grijs. In tegenstelling tot de twee andere slangen heeft de adder een verticale pupil. Het hoofdvoedsel bestaat uit muizen.
Adders leggen geen eieren, maar zijn eierlevendbarend, waarbij de eieren in feite inwendig worden uitgebroed en de jongen levend worden geboren.
Adders zijn buiten de winterperiode te vinden, vooral in de vroege ochtend als ze liggen te zonnen. In de zomer zijn ze vrijwel onvindbaar, omdat het dan warm genoeg is en ze minder behoefte hebben aan een zonnebad.
De beste tijd om adders te vinden is het voorjaar, tussen maart en mei, als de mannetjes veel liggen te zonnen om energie op te doen voor de voortplanting. Die begint vanaf half april als de mannetjes zijn verveld en actief op zoek gaan naar vrouwtjes. Dan is de trefkans het grootst. Als mannetjes elkaar tegenkomen kunnen ze gaan vechten. Dit gebeurt heel sierlijk in de vorm van een ‘adderdans’.
Na de paartijd zonnen de adders minder en zul je ze minder gauw zien. Pas in de nazomer gaan de zwangere vrouwtjes weer veel zonnen. In augustus en september worden de jongen geboren. Slangenkuilen en nesten vol addergebroed ga je niet vinden, maar de kleine slangetjes blijven de eerste tijd wel bij elkaar in de buurt.
Geef een reactie