Adder

Van de drie slangensoorten die in Nederland en België voorkomen, is de adder de enige gifslang. Hij is gemakkelijk te herkennen aan een donkere zigzag-streep over de rug en kan 50 tot 60 cm lang worden.
adder
In het vroege voorjaar komen de adders weer tevoorschijn. Fotograaf: Paul van Hoof

De vrouwtjes zijn in het algemeen roodbruin van kleur, de mannetjes grijsbruin tot licht grijs. In tegenstelling tot de twee andere slangen heeft de adder een verticale pupil. Het hoofdvoedsel bestaat uit muizen.

Adders leggen geen eieren, maar zijn eierlevendbarend, waarbij de eieren in feite inwendig worden uitgebroed en de jongen levend worden geboren.

Adders zijn buiten de winterperiode te vinden, vooral in de vroege ochtend als ze liggen te zonnen. In de zomer zijn ze vrijwel onvindbaar, omdat het dan warm genoeg is en ze minder behoefte hebben aan een zonnebad.

De beste tijd om adders te vinden is het voorjaar, tussen maart en mei, als de mannetjes veel liggen te zonnen om energie op te doen voor de voortplanting. Die begint vanaf half april als de mannetjes zijn verveld en actief op zoek gaan naar vrouwtjes. Dan is de trefkans het grootst. Als mannetjes elkaar tegenkomen kunnen ze gaan vechten. Dit gebeurt heel sierlijk in de vorm van een ‘adderdans’.

Na de paartijd zonnen de adders minder en zul je ze minder gauw zien. Pas in de nazomer gaan de zwangere vrouwtjes weer veel zonnen. In augustus en september worden de jongen geboren. Slangenkuilen en nesten vol addergebroed ga je niet vinden, maar de kleine slangetjes blijven de eerste tijd wel bij elkaar in de buurt.

Fototips

Adders zijn vooral overdag actief. Aangezien ze koudbloedig zijn moeten ze ‘s morgens eerst opwarmen. Dan zijn de dieren nog traag en beter te benaderen. Adders zijn weliswaar doof, maar trillingen in de bodem voelen ze heel goed. Benader ze dus heel voorzichtig. Gebruik een telelens zodat je verder weg kunt blijven.

Blijf ook laag, dan val je minder op. Dat is voor de foto meteen veel mooier. Vaak liggen de dieren in het gras (pijpenstrootje) of tegen een heidepol. Dat geeft een drukke achtergrond. Een laag standpunt en een groot diafragma helpen om de achtergrond rustiger te maken.

Kruipt de adder toch weg, ga er dan niet achteraan. Ga voorzichtig weg en kom een half uur later terug. De kans is groot dat hij er weer ligt.

Als ze niet worden bedreigd zijn adders niet agressief. Bedenk dat het gif kostbaar is, dat willen ze niet verspillen. Het dier zal altijd eerder wegvluchten dan aanvallen. Als je geen onverwachte bewegingen maakt en voldoende afstand houdt loop je geen gevaar.

Let op, het risico is misschien kleiner, maar ook pas geboren addertjes zijn giftig. Wordt je toch gebeten? Raak dan vooral niet in paniek. Hoe meer je beweegt, hoe meer het gif zich kan verspreiden. Schakel medische hulp in. Waarschijnlijk hou je er niet veel meer dan een pijnlijk gezwollen arm of been aan over.

 

Leefomgeving

Hoogvenen en vochtige heidegebieden. Met name gradiënten van nat naar droog zijn voor de adder interessant waar voldoende zon- en schuilmogelijkheden aanwezig zijn.

Vindtijd

De meeste kans heb je in april-mei en augustus-september

Bescherming

De adder is een wettelijk beschermde soort.

Kwetsbaarheid

Hun leefgebieden zijn kwetsbaar, zoek dus een plek waar je mag komen. In veel gebieden zijn ze langs de paden te vinden.

Verspreidingskaart

En dan nog dit!

Adders vervellen meerdere keren per jaar. Dat is het eerste zichtbaar aan de ogen. Die worden dan blauwachtig troebel doordat de huid los laat. Later wordt de huid in een geheel afgestroopt. De vervellingshuidjes zijn soms in het veld te vinden.

Geef een reactie

Deze artikelen vind je vast ook interessant: