Kenmerken, biotoop en gedrag
Mannetjes en vrouwtjes van de argusvlinder lijken sterk op elkaar en hebben een oranje-bruinachtige kleur met een bandpatroon en een rij prachtige oogvlekken. De onderzijde van de vleugels heeft een karakteristiek golvend patroon met mooie rondjes met witte stippen. Het verschil tussen mannetje en vrouwtje is te zien, doordat het mannetje op de bovenzijde van de voorvleugels een brede bruine band heeft met geurstrepen.
De argusvlinder wordt in Nederland als een graslandvlinder beschouwd, omdat grassen zoals kropaar, zwenkgrassen en beemdgrassen de waardplant zijn. Op deze waardplanten worden de eitjes afgezet. Het meest gunstig voor de vlinder zijn vooral kruidenrijke graslanden en ook voldoende onverharde vochtige grond. Je zou zeggen dat het in Nederland een goede plek voor ze moet zijn. Merkwaardig genoeg blijkt het in oost- en zuid- Nederland toch wel heel kritisch te zijn, want daar is de soort sterk teruggelopen. De oorzaak hiervan is nog niet echt duidelijk.
In België is de soort ook aangemerkt als bedreigd.
In het veenweidegebied in west- Nederland, waar toch niet zoveel verschillende vlindersoorten te zien zijn, komen ze wel goed tot hun recht.
Mannetjes zitten in hun territorium graag op de grond of op stenen paaltjes of muren. De Duitse naam is dan ook Mauerfuchs, door hun voorkeur voor stenige ondergrond.
Ze zitten vaak in de beschutting op onverharde paden en klappen direct hun vleugels dicht. Op de grond zijn ze vrijwel onvindbaar door hun goede camouflagekleur. Alleen bij het opwarmen vouwen ze hun vleugels open, maar bij gevaar klappen ze die gelijk weer dicht. Ze zijn vrij snel verstoord en soms onrustig in hun territorium. Grappig is dat ze altijd zó op de grond gaan zitten dat ze precies richting de zon wijzen, zodat er geen schaduw valt die ze kan verraden.