Peertjes
In onze voortuin staan twee aalbesstruiken, waarvan een deel van de bladeren jaarlijks wordt gekleurd met mooie rode blaren dankzij de bloedblaarluis. Bloedblaarluizen overwinteren als eitje dat op de stengel van de aalbes is geplaatst en komen in april tevoorschijn, als de bladeren van de aalbessen zich beginnen te ontwikkelen. Het zijn onopvallende, lichtgroene tot geelgroene luizen met een peervormig lichaam, soms met groene lengtestreep midden over het achterlichaam. De antennen zijn iets langer dan het lijf. Vrijwel alle bladluizen zijn een groot deel van het jaar levendbarend. De net geboren jongen zijn uiteraard een stuk kleiner, hebben een meer ovale vorm en zijn witgroen van kleur. Als de luizen groter worden groeien ze letterlijk uit hun velletje. Je ziet dan kleine witte huidjes op het blad liggen.
Schadelijke bessenspecialist?
De bloedblaarluis is een bessenspecialist. Je vindt hem in het begin van het seizoen alleen op zwarte bes, witte bes en rode bes/aalbes. Later in het seizoen zitten de luizen ook op verschillende soorten andoorn en andere lipbloemigen. De luizen bevinden zich onderop een aangetast blad, dus om ze te zien zul je een blad moeten omkeren. Meestal gaat het maar om een paar exemplaren, maar soms zitten er tientallen tegelijk onderop het blad.
Bloedblaarluizen zijn in Nederland en België een algemene verschijning op bessenstruiken. In tuincentra kun je allerlei goedjes kopen om van die “schadelijke beesten” af te komen, maar eigenlijk zijn ze helemaal niet schadelijk. Goed, ze tappen sap uit de bladeren met voedingsstoffen die anders bij de plant terecht zouden komen, maar ze zullen nooit hun gastheer doden. Onze bessenstruiken hangen elk jaar weer ramvol met witte en rode aalbessen, dus bij ons heeft het geen effect. De natuur heeft voldoende vijanden voor bladluizen geschapen om de bladluispopulatie in toom te houden.
Natuurlijke vijanden
Bloedblaarluizen hebben veel vijanden. Lieveheersbeestjes zoals het schaakbordlieveheersbeestje en het zevenstippelig lieveheersbeestje zijn er gek op, evenals hun larven. Ook spinnen, zoals het groen kaardertje en het geel kaardertje, en larven van zweefvliegen en gaasvliegen eten er veel op. Meestal zie je dit niet gebeuren, maar er is een soortgroep die heel duidelijk haar aanwezigheid laat zien: de groep van de parasitaire sluipwespen. Dit zijn kleine wespjes, vaak nauwelijks groter dan een bladluis, die met hun legboor een eitje in de bladluis leggen. Het eitje ontwikkelt zich tot rupsje, dat de bladluis doodt en van binnen leegeet. Die dode bladluizen zijn makkelijk te herkennen: ze zwellen helemaal op tot een bol en vormen uiteindelijk een bescherming voor de pop van de sluipwesp. Het meest interessant is om op zoek te gaan tussen prooi en predator. Actie bij de bladluizen!