Boomkruiper

Boomkruipers zijn onopvallende zangvogels die erg plat zijn. Het is een klein vogeltje, dat vaak tussen de 10 en 12 centimeter lang is. De buik en keel van boomkruipers zijn beigewit terwijl het achterhoofd, de rug en de staart boombastbruin zijn met een complexe tekening. Het meest kenmerkende gedrag van boomkruipers zit natuurlijk al in de naam: boomkruipers foerageren op boomstammen en klimmen omhoog op stammen. Dit gebeurt vaak in een spiraalbeweging. De vlucht naar andere stammen gaat vrijwel altijd ‘neerwaarts’, om vervolgens op de volgende stam weer omhoog te klimmen. De boomkruiper zoekt tussen boomschors naar eten, dat uit ongewervelde dieren bestaat.

De boomklevers in Nederland zijn standvogels. Deze soort migreert niet en is dus altijd wel aan te treffen. In het voorjaar zijn ze door hun zang het beste te lokaliseren, al zingen de eerste boomkruipers al in december. Hun zang is redelijk eenvoudig en goed te herkennen. Boomkruipers zijn niet kieskeurig wat nestplaatsen betreft. Het nest zit gebruikelijk tussen stukken schors of kleine boomholtes, maar je kan een boomklevernest net zo goed in een muur, schutting, of een boomklevernestkast aantreffen. Op een voedertafel zal je boomkruipers echter niet snel aantreffen.

Boomkruipers komen in grote delen van Europa voor. Ze delen een flink deel van hun leefgebied met de taigaboomkruiper. De twee soorten lijken gigantisch veel op elkaar, maar zijn uit elkaar te houden. De taigaboomkruiper (waaronder een ondersoort, de kortsnavelboomkruiper die nog in ons land broedt) heeft echter een veel lichtere buik, een duidelijke lichte wenkbrauwstreep en een kortere snavel. Verder zijn er verendetails die het verschil aanduiden; vooral op de handpennen. De twee soorten kennen beide echter veel variatie in kleur, dus raadpleeg het liefst een goede vogelgids.