Beide soorten sprinkhanen lijken sterk op elkaar. Ze zijn vrij klein, licht groen en slank met lange poten en voelsprieten. Ze hebben een gele streep over de rug. De mannetjes hebben twee kromme aanhangsels aan het achterlijf, de vrouwtjes hebben een licht gekromde legboor, waarmee ze de eitjes afzetten.
Het onderscheid tussen beide soorten is bij volwassen dieren makkelijk te maken op basis van de voorvleugels. De boomsprinkhaan heeft lange vleugels die het hele lichaam bestrijken. De zuidelijke boomsprinkhaan heeft korte vleugelstompjes.
Verwarring is eventueel mogelijk met de struiksprinkhaan. Deze soort is ongeveer even groot, maar veel plomper en vleugelloos. De kleur is donker groen met kleine bruine spikkeltjes. De vrouwtjes hebben een brede kromme legboor.
Boomsprinkhanen tjirpen niet zoals de meeste andere sprinkhanen. De mannetje kloppen met hun achterpoten op bladeren of boomschors, iets wat normaal gesproken voor ons niet hoorbaar is.
Boomsprinkhanen zijn de herfstsoorten onder de sprinkhanen. Hoewel ze al ’s zomers actief zijn net als de meeste andere sprinkhanen kun je ze tot laat in het jaar tegenkomen. Als de eerste herfststormen zich aandienen waaien ze soms uit de bomen en zijn ze op het keukenraam, de voordeur of auto te vinden.
Boomsprinkhanen zijn nachtactief en moeilijk te vinden. Het makkelijkst om ze te vinden is om in het donker met een zaklamp struiken en heggen af te zoeken. Dan zijn ze op jacht en goed te zien. Soms zijn ze ook bij buitenverlichting te vinden.