De dagpauwoog is al vroeg in het jaar te zien. Hij overwintert namelijk als vlinder in een donker beschut hoekje in een boom, schuur, tussen het hakhout of in een vlinderkast. In het voorjaar komt hij tevoorschijn en gaat op zoek naar nectar van paardenbloemen, sleedoorn en andere vroege bloeiers.
De vlinder is gemakkelijk te herkennen. Zijn roodbruine kleur valt op, maar het meest kenmerkend zijn de vier oogvlekken op de onder- en bovenvleugels. Deze opvallende ogen doen eventuele vijanden schrikken en zo beschermen ze de kwetsbare vlinder.
Dan is het tijd om eieren te leggen. Dit doet de dagpauwoog op zijn vaste waardplant: de grote brandnetel. Het vrouwtje legt een groepje eieren op stengel of blad, vaak tientallen bij elkaar. Als de rupsen uitkomen blijven deze ook bij elkaar. Ze spinnen wat brandnetelbladeren bij elkaar zodat ze beschermd blijven. Met elkaar hebben ze een brandnetel snel kaalgevreten en dan verhuizen ze naar de volgende plant. Uiteindelijk verpoppen de rupsen en vanaf juli zijn er al verse dagpauwogen te zien. Ze blijven tot in het najaar te zien. Totdat het te koud wordt en ze hun overwinterplaats opzoeken.
Je kunt de soort in allerlei biotopen tegenkomen. Vooral ruige graslanden, bloemrijke bosranden, parken en tuinen zijn populair. Een geliefde plant voor dagpauwogen en andere vlinders is het koninginnenkruid dat op vochtige plaatsen groeit. Gedrogeerd door de nectar laten ze zich dan vaak gemakkelijk fotograferen.