Naast zijn karakteristieke uiterlijk staat de klapekster bekend om de kenmerkende manier van eten. Biddend in de lucht jaagt hij op kleine prooien, zoals muizen, kleine vogels, kikkers en insecten. Indien een prooi gevangen, wordt deze op een scherp voorwerp gespietst, zoals de doorn van een struik. Vervolgens wordt de prooi vakkundig uit elkaar getrokken en opgepeuzeld.
Met zo’n 150-200 overwinterende vogels is de klapekster geen algemene verschijning. Rond half oktober zijn de meeste vogels weer terug in hun overwintergebied. Indien aanwezig, is de klapekster vaak goed te vinden, omdat ze bijna altijd in de topjes van bomen en struiken zitten. Vanaf deze hoogte heeft de vogel een goed overzicht van zijn leefgebied, om gevaar zoals een sperwer vroegtijdig aan te zien komen en om potentiële prooien te spotten.
Belangrijk voor de klapekster zijn doornige struiken in zijn overwinteringsgebied, om gevangen dieren op te kunnen spietsen. Vaak leggen klapeksters een voorraadje aan. Als je in de winter tegen een struik met gespietste prooien loopt, dan is de kans groot dat de klapekster niet ver weg is! Zo rond eind maart, begin april, trekken de klapeksters weer naar hun broedgebieden.