Vanaf maart kun je de fuut tegenkomen in zijn broedgebied. Sloten, kanalen, stadsgrachten, plassen en meren… als er maar vis te vinden is, want daar leeft de fuut van. De fuut is een goede duiker. Gemakkelijk zwemt hij 15 tot 20 seconden onder water en legt dan 10 meter af. Om met een bek vol vis boven te komen. In die tijd wordt er ook gestreden om de broedterritoria. Dat kan er heftig aan toe gaan, laag over het water belagen de rivalen elkaar en dan volgen er stevige gevechten. Ze hakken met hun stevige snavels fors in op hun tegenstanders.
Vanaf maart kun je de futen al zien baltsen. Dat is een prachtig en spectaculair gezicht. Het paartje voert een heel dansritueel uit, waarbij ze met gespreide kuif rechtop tegenover elkaar in het water balanceren. Ze doen elkaars bewegingen voortdurend na, knikkend en heftig nee schuddend met hun gekuifde koppen. Dan opeens zwemmen ze van elkaar weg, duiken tegelijk onder, om even later weer bij elkaar terug te keren en elkaar te trakteren op verse waterplanten. Daarmee is het huwelijk ingezegend.
De paring is niet minder imponerend. Samen bereidt het nieuwgevormde paar een paarplek voor, bekleed met plantenmateriaal. Zodra het bedje klaar is gaat het vrouwtje in een platte houding liggen en roept het mannetje. Hij springt uit het water op het vrouwtje om te paren. Dan begint hij te dansen en te springen op de kop van het vrouwtje. Soms dompelt hij het vrouwtje helemaal onder, maar even later komt ze weer boven en danst vrolijk verder met haar kersverse echtgenoot.
De meeste broedsels vind je in mei en juni. De fuut maakt zijn nest van waterplanten, een beetje rommelig geheel. In stedelijke omgeving gebruikt hij ook zonder problemen plastic zakken en dergelijk materiaal, bij gebrek aan beter. De fuut legt meestal 3 of 4 eieren. Na vier weken komen deze uit. De jonge fuutjes zijn zwart-wit gestreept, een goede bescherming tegen roofvogels. Vaak verschuilen de kuikens zich op de rug van een van de ouders, tussen de veren. Daar blijven ze lekker warm. De jongen blijven zo’n tien weken bij hun ouders, dan moeten ze zichzelf kunnen redden.

Je ziet futen niet vaak vliegen. Toch kunnen ze dat prima. Ze hebben even een flinke aanloop nodig, maar dan gaan ze ook de lucht in en zijn het volwaardige vliegers. Dan vallen de witte vlekken op hun vleugels goed op. Na het broedseizoen trekken ze weg van hun broedplaats. Het najaar en de winter brengen ze graag in groepen door op grote open wateren zoals het IJsselmeer, de randmeren, in het Deltagebied, de Noordzee en de Waddenzee.
7 reacties
Mooi artikel en dito foto’s. Enige waarmee ik het moeilijk heb bij het fotograferen v futen (en hun kleintjes) zijn de witte gedeelten (hals, onderbuik, wangen, streepjespak). Is moeilijk om daar geen uitgebeten wit te krijgen. Ik prober één stop te onderbelichten. Indien u mij daar goede raad kan geven zou ik het graag horen. Alvast bedankt
ps: dat is ook geldig voor bv. kluten en andere ‘zwart/wit’ vogels
Niet in de volle zon fotograferen maar in de gouden uurtjes of op bewolkte dagen. Dat scheelt al een stuk. Daarnaast kunnen de huidige camera’s een hoop aan als je in raw fotografeert, Een beetje overbelicht trek je zo weer bij in Lightroom.
De oplossing is om manueel te belichten: door je camera te richten op een wit vlak (of het meest fel verlichte wat je kan zien) en te zorgen dat dat niet overbelicht is, kan je voorkomen dat je witte delen “uitgevreten”zijn. Ik fotografeer om die reden nooit in aperture priority als ik futen fotografeer. Je camera zoekt altijd naar een gemiddelde belichting met als resultaat dat je geen detail hebt in de witte delen. Resultaat: niet meer bruikbaar beeld. Bij felle zon scheelt dit vaak zelfs meer dan 2 stops tov de meting van je camera. Zodra je gewend bent om manueel te fotograferen zal je niets anders meer doen
Topfotografie, echt genieten
Pfff, heftig vak, natuurfotografie. 6-9 uur in het water staan is serieuze business…wel fantastische platen!