Deze akker/weidevogel is een zangvogel uit de familie van de piepers en kwikstaarten. De mannetjes zijn herkenbaar aan de blauwe kap (kop) met witte wenkbrauwstreep en aan de helder gele onderdelen. In tegenstelling tot de mannetjes zijn de vrouwtjes veel bescheidener van kleur. Ook missen zij de blauwe kap. Qua afmeting en postuur lijken ze wel op een pieper. De afmeting bedraagt zo’n 15 á 16 cm.
Het zijn insecteneters, foerageren doen ze bij voorkeur op de grond. Ze rennen en vliegen dan achter hun prooi aan. Daarbij wippen ze voortdurend met de lange staart, waarmee de naam van de vogels verklaard is. Staat op de Rode Lijst als gevoelig. De aantallen zijn de laatste jaren in vooral het westen van Nederland en in Friesland sterk achteruitgegaan. Dit lijkt samen te hangen met ruilverkaveling. Aantal broedparen in ons land tussen de 40 en 50.000.
Gele kwikken arriveren vanaf eind maart uit hun overwinteringsgebieden rond de Sahel. Rond half april zijn de meeste vogels binnen. Doortrekkers zijn hier nog tot half mei aanwezig. De vogels broeden in mei – juni en trekken eind september / begin oktober weer weg richting tropisch Afrika.