Onmiskenbaar
Als je hem eenmaal in het vizier krijgt is hij onmiskenbaar. De geribde prachtblindwants is met geen enkele andere wantsensoort te verwarren door zijn oranje-zwart gestreepte dekschilden op het achterlijf, de zwartgeelwitte poten, de zwarte kop en de zeer opvallende grote geeloranje vlek op het borststuk. Prachtblindwantsen zijn verder vrij smal in vergelijking met de veel bredere schildwantsen of kielwantsen.

Blind?
De naam blindwants insinueert dat geribde prachtblindwantsen niet zouden kunnen zien. Niets is minder waar: ook deze wantsen hebben facetogen waarmee ze uitstekend de omgeving kunnen waarnemen. Een opvallende eigenschap van blindwantsen is het ontbreken van twee of drie puntogen (ocelli), waarvan veel wantsen er een paar op de kop tussen de facetogen hebben. Aan het ontbreken van de ocelli heeft deze familie de vervoeging “blind” in de naam gekregen.

Alleseters
Geribde prachtblindwantsen zijn zoöfytofaag, wat wil zeggen dat ze zowel dierlijk als plantaardig materiaal eten. Zowel de jonge dieren (nimfen) als volwassen exemplaren leven vooral van bladluizen, schildluizen, wolluizen, vliegenlarven en poppen van bladmineerders, kleine rupsen, et cetera. Daarnaast staan jonge bladeren en rijpende zaden van bijvoorbeeld zomereik, sporkehout, berk, appel, els en hazelaar op het menu.

Voorjaarswants
De geribde prachtblindwants is een echte voorjaarswants. Alleen vanaf april tot en met juni heb je een goede kans om hem tegen te komen, met mei als absolute topmaand. Een enkeling leeft door tot in juli.