De naam zwavelkop spreekt voor zich, de zwavelgele kopjes doen hun naam eer aan. Door hun groeiwijze in dichte bundels vallen ze al van verre op. De gele hoedjes zijn bovenop oranjebruin gekleurd, het zijn daardoor echt fraaie stoeltjes.
Ook de steel is geel. Vaak zie je op de steel en aan de rand van de hoed wel wat donkere vezelige resten. Dat zijn restanten van het velum, een vlies dat de jonge paddenstoel beschermde in het beginstadium.
De gewone zwavelkop is een algemene soort die al vroeg in het seizoen kan verschijnen, al in de zomer kun je ze in het bos tegenkomen. Een echte bossoort, die leeft van dode stronken. Zowel loofhout als naaldhout lust hij.
De lamellen onder de hoed zijn eerst geelgroen, maar later worden ze steeds donkerder dankzij het vrijkomen van de donker olijfbruine sporen.
Voor gastronomen is de soort ongeschikt: de smaak is bitter en bovendien is de paddenstoel erg giftig. Laten staan dus en zelfs niet aanraken.