De glanskop is een mees die de felle kleuren van zijn neefjes mist. Het verenkleed is grotendeels beigebruin met een donkere kap en vlek op de kin. De andere delen van de kop en hals zijn bijna wit. De soort is duidelijk ‘meesvormig’ met een kort lijfje en een bol koppie. Ook over het geluid van de glanskop bestaat weinig twijfel: dit is een mees. Met enige oefening is zowel de zang als de roep van de glanskop makkelijk te onderscheiden van de andere mezen. De zang is een metalig, enigszins melancholisch tjiu-tjiu-tjiu. Roepjes bestaan uit hoge piepjes van meestal twee klanken die doen denken aan een ‘niezende koolmees’, en een klagend ’tjie-weh-weh-weh’. Probeer thuis de geluidjes regelmatig af te spelen voordat je in het veld op zoek gaat!

Glanskoppen zijn algemeen, maar een stuk minder algemeen dan de kool- en pimpelmees en ze hebben ook wat specifiekere voorkeuren voor hun leefomgeving. De rode draad is de beukenboom. De verspreiding van de glanskop loopt vrijwel gelijk aan de verspreiding van de beuk. Glanskopjes eten in de winter namelijk bijna exclusief beukennootjes. Tuinen in de buurt van loofbossen hebben een grote kans om glanskopjes te lokken. In meer stedelijke omgevingen is de soort schaarser. Vanaf april doet de glanskop zich tegoed aan insecten.

Belangrijk om te vermelden is het bestaan van een andere mezensoort die ontzettend veel op de glanskop lijkt: de matkop. Matkoppen zijn ook vaalbruine mezen met een zwarte kap en kinvlek en een lichte hals en wangen. Er zijn wat uiterlijke eigenschappen die kunnen helpen bij de determinatie. Zo is de kinvlek bij de matkop doorgaans groter en is de nek wat korter, waardoor de matkop wat ‘schattiger’ of ‘proppiger’ oogt. Ook is de kopkap van de matkop doffer zwart en is een lichte streek op de armpennen zichtbaar. De glanskop heeft een licht vlekje op de snavelbasis die de matkop mist. Dit zijn echter eigenschappen die in het veld moeilijk te zien zijn. Je kunt de soorten het beste onderscheiden op geluid, want dat is duidelijk anders. Ook komt de matkop meer voor in gebieden met naaldbomen en moerassen.
