Een tweede bijnaam van grijs kronkelsteeltje is “cactusmos”. Deze dankt hij aan het grijsachtige uiterlijk, die het mos dankt aan de lange zilverachtige glasharen aan het uiteinde van de bladtoppen waardoor het wat op een cactus lijkt. Misschien dat ook de standplaats hieraan bijdraagt, want het mos vestigt zich het liefst in woestijnachtige gebieden van ons land, de stuifzanden en de duinen.
Kale zandgronden en de beschikbaarheid van stikstof zijn belangrijke voorwaarden voor een snelle uitbreiding van grijs kronkelsteeltje. Op die plaatsen kan de bodem binnen de kortste keren helemaal bedekt zijn met deze agressieve mosplant. Dat gaat ten koste van andere soorten, zoals ruig haarmos en allerlei bijzondere korstmossen die daar van oorsprong voorkomen. Voor natuurbeheerders is dit mos daarom geen welkome nieuwkomer.
De lange haren aan het uiteinde van het blad zijn meteen de makkelijkste kenmerken voor herkenning. In vochtige omstandigheden staat de haar rechtop, maar bij droogte zie je dat de glashaar een knik maakt en scheef op de bladtop staat.
De haren hebben een belangrijke beschermende functie voor het mosplantje. Het beschermt de plant tegen felle zonnestraling door weerkaatsing van het licht. Daarnaast ontstaat door de haren een windstille en relatief vochtige luchtlaag tussen de mosplantjes. Hierdoor voorkomen de haren uitdroging van het mos en dat is geen overbodige luxe op de kale zandgronden waar deze pioniersoort voorkomt.
In het voorjaar kun je sporenkapsels aantreffen. De sporenkapsels kunnen met name in onrijpe toestand nog sterk gekronkeld zijn waardoor het jonge sporendoosje nog diep verborgen blijft tussen de blaadjes.
