Zoals bij veel vogels is het mannetje het meest intense van kleur. De hoofdkleur is olijfgroen, met hier een daar wat bruin of grijs. De randen op de vleugels en de buitenste staartpennen zijn helder geel. Deze fel gele kleur valt vooral in de vlucht op. Het vrouwtje is een stuk doffer van kleur, zij is meer grijs/groen en het geel in haar veren is valer. De jongen zijn nog wat grijzer dan het vrouwtje en meer gestreept. Met de sterke wit-roze kegelvormige snavel kunnen ze gemakkelijk harde zaden kraken. Een groenling is ongeveer 15 cm groot.
Van oorsprong is de groenling een bewoner van bosranden en halfopen zoomvegetatie. Tegenwoordig is zijn habitat steeds zeldzamer en zie je ze vooral in landschappen die door de mens zijn gevormd. De groenling is dan ook meer een vogel van parken en tuinen geworden. Ze kiezen vaak hoge bomen als zangpost en hebben een halfopen landschap nodig om te broeden.
Groenlingen zijn het meest actief in april en mei vanwege de paartijd. Het mannetje vliegt in de ochtenduren naar de hoogste takken van een boom en start met zingen. Het zingen is een afwisseling van trillingen, tweets en twitteren. Om de aandacht van een vrouwtje te trekken vliegt het mannetje naast zijn gezang geregeld omhoog om zijn mooie verenkleed te laten zien.
Een groenling maakt een komvormig nest in dicht struikgewas, heggen of coniferen. Het nest wordt gebouwd door het vrouwtje. Ze hebben vaak twee legsels per jaar en broeden van eind maart tot in augustus. Ze leggen vier tot zes witte tot lichtblauwe eitjes met roestbruine vlekjes. Het vrouwtje broed in haar eentje, maar de jongen worden door beide ouders gevoerd. Als de jongen zijn uitgevlogen blijven ze vaak nog twee tot drie weken bij elkaar.
Groenlingen eten voornamelijk zaden en bessen van kruiden, stuiken en bomen. Rozenbottels van de hondsroos zijn in de nazomer een van de favorieten. Ook zijn ze gek op zonnebloempitten en ongezouten pinda’s. Jonge groenlingen eten voornamelijk insecten, zoals bladluizen en fruitvliegjes. Als in de winter het voedsel schaars wordt, zoeken ze gezelschap van andere vogelsoorten, zoals vinken, mezen, merels en spreeuwen en komen ze op de voederplaatsen bij huizen af.