De grote parasolzwam is er een die je niet snel voorbijloopt. Met een hoogte van 30 centimeter en een hoed die soms ook een doorsnede van 30 centimeter haalt is het een van onze grootste paddenstoelen. Je herkent hem ook makkelijk aan andere kenmerken zoals de witte loszittende kraag aan de lange donkere steel en de donkerbruine schubben op de lichte hoed. Boven op de hoed zit een verhoging, als een heuveltje in het landschap.
Er zijn nog meer parasolzwammen, zoals de knol- en de tuinparasolzwam, die vooral voorkomen op voedselrijke grond. Ook die kunnen wel eens flink groot worden en dan erg lijken op grote broer. Je kunt het verschil dan het best zien aan de steel: bij de grote parasolzwam is deze donker door gordels van bruine schubjes, bij knol- en tuinparasolzwam is de steel bleek, zonder die donkere schubjes.
Als de parasolzwam nog heel jong is, is de hoed nog niet uitgespreid. Dan ziet de paddenstoel er uit als een trommelstok. Later spreidt de hoed zich uit en is dan vlak, de parasolvorm. Bij het ouder worden kan de hoed omhoog krullen.
Het is een plaatjeszwam, dat wil zeggen dat de onderkant van de hoed bezet is met lamellen. Daar groeien de sporen die bij rijpheid naar beneden vallen. De sporen van de parasolzwam zijn wit van kleur, wat je kan zien als je ze opvangt op een donker stuk papier.
De grote parasolzwam is een saprofiet, dat wil zeggen dat hij leeft van dood materiaal in de grond, zoals dode bladeren en dennennaalden.