De hazelaar is een struik die als een van de eerste bloeit en in het najaar voor overheerlijke hazelnoten zorgt. Daartussen merk je niet zoveel van deze onopvallende boom. Het is een oorspronkelijk wilde soort, een echte Europese struik, die ook graag gebruikt wordt in parken of wegbeplanting. De soort past goed in het beleid om inheemse houtsoorten aan te planten en vergt weinig onderhoud. De struik wordt maximaal zo’n zeven meter hoog. De stammetjes vertakken meteen al vanaf de grond, daardoor kunnen hazelaars dichte hagen vormen.
De bloemen komen al in de winter, ver voor het blad uit, tevoorschijn. De hazelaar is eenhuizig, dat wil zeggen dat er op een struik zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen naast elkaar voorkomen.
De mannelijke bloemen zijn het meest opvallend, dat zijn langwerpige hangende katjes. Zoals bijvoorbeeld de berk en de zwarte els die ook heeft. Het zijn dan ook familieleden van elkaar. Al in januari groeien de katjes uit en produceren een massa geel stuifmeel. Dat veroorzaakt de gele kleur. De wind zorgt voor verspreiding van het stuifmeel, tot in de verre omtrek.
De vrouwelijke bloemen zijn veel kleiner en minder in het oog springend. Ze lijken op een knopje, waar wat rode sprietjes uit komen. Die rode sprietjes zijn de stempels. Als daar stuifmeel op komt, wordt de bloem bevrucht en groeit de bloem in de loop van de zomer uit tot een forse vrucht: daar zitten de bekende hazelnoten in.
Het blad dat in het voorjaar verschijnt is breed, bijna rond. Het blad heeft een hartvormige voet, een gezaagde rand en een opvallend puntje. Aan de bladsteel zitten kleverige klierharen. De jonge takjes zijn zacht behaard.