Van alle blauwtjes is het boomblauwtje het eerst te zien in het jaar. Dat voorkomt verwarring, in april of mei zul je geen ander blauwtje tegenkomen. Later in het jaar wel en dan heb je andere kenmerken nodig om het boomblauwtje van zijn neefjes en nichtjes te onderscheiden. Opvallend is de zilvergrijze onderkant met zwarte vlekjes. Dat zie je bij geen ander zo. Oranje vlekjes of een staartje aan de onderste vleugel zie je bij het boomblauwtje niet, bij andere blauwtjes zoals het algemene icarusblauwtje of het heideblauwtje juist weer wel.
De bovenzijde van de vleugels is blauw met een zwarte rand. Bij het mannetje is die rand smal, bij het vrouwtje heel breed en opvallend. Als het boomblauwtje zich opwarmt in de zon zal hij zijn vleugels openvouwen en de fraaie bovenzijde laten zien.
Het boomblauwtje legt haar eitjes op hulst, klimop en kardinaalsmuts, houtige planten dus. Overal waar bomen zijn kun je het vlindertje tegenkomen, het is een algemene soort die je ook in de tuin wel kunt tegenkomen.
Het boomblauwtje vliegt in twee generaties. Een vroege generatie die vanaf half april tot in juni vliegt en een tweede lichting in juli en augustus.
