De blauwe flits wordt hij wel genoemd. En dat is een treffende omschrijving, want in een strakke baan vliegt de turkooisblauwe ijsvogel over het water en in een flits is hij voorbij. Het enige dat je bijblijft is de knalblauwe kleur van de rug en vleugels, die als een bliksemschicht in je geheugen blijft nagloeien.
Vroeger was het spotten van de ijsvogel voorbehouden aan kenners die de plekjes wisten, aan afgelegen beken in het oosten en zuiden van het land. Nog steeds zijn de beekgebieden goede vindplaatsen, maar met het toenemen van het aantal lijkt de ijsvogel minder kieskeurig te worden. Ook in andere delen van het land wordt hij steeds vaker gespot.
Op foto’s zie je ijsvogels vaak levensgroot afgebeeld, maar het is toch maar een vrij kleine vogel: met zijn 17 centimeter maar een paar centimeter groter dan een huismus. Ondanks zijn felle kleur kun je zijn aanwezigheid daardoor toch makkelijk missen. De roep van de ijsvogel is een hoge schelle toon, als je die eenmaal kent is dat een veel betere manier om een vindplaats te ontdekken.
De ijsvogel houdt van langzaam stromend water met steile oevers. Water is een must, want ijsvogels zijn echte viseters. Fantastisch om te zien hoe de diertjes het water in duiken en met een vis boven komen. Steevast zoeken ze een goed uitgangspunt om te jagen. Dat kan alles zijn. Een overhangende tak, een hekje, een draad, een hengel of een fotogenieke tak die “toevallig” in de buurt van een fotohut in het water ligt.
IJsvogels zijn standvogels, ze blijven in de buurt van hun broedplaats. Toch kun je ook zwervers tegenkomen, de uitgevlogen jongen of buitenlandse exemplaren. Van augustus tot oktober worden de grootste aantallen gespot. In de winter trekken ze ook wel weg op zoek naar voedsel. Ze overleven de vorst bij open stromend water: sluizen, vistrappen en andere waterstroompjes die niet dichtvriezen zijn dan geschikte plekken. Niet alleen in natuurreservaten, maar ook in het stedelijk gebied kun je hem treffen!
Voor het broeden heeft de ijsvogel een steile wand nodig als nestelplaats, hij graaft zijn eigen hol. Het liefst van zand, want dat graaft gemakkelijker dan bijvoorbeeld klei. De wortelkluit van een omgewaaide boom kan al genoeg zijn. De diertjes maken een tunnel van zo’n 30 cm tot een halve meter. Daarin leggen zij al heel vroeg in het voorjaar (vanaf maart) een zestal eieren. Na ongeveer drie weken komen de eitjes uit. De jongen blijven 3-4 weken in het nest voor ze uitvliegen, dan is het inmiddels al mei of juni.
6 reacties
wij hebben een ijsvogel gespot bij de sluizen van Terneuzen.
Top! Vast een visrijke plek. Groet, Ron
Heel mooi en leerzaam stuk over de ijsvogel! Zelf heb ik inmiddels ook vele foto’s van de ijsvogel, zittend, vissend, poetsend enz. Mijn nieuwe uitdaging is nu vliegend, en dat wil helaas niet erg lukken met mijn Canon 7d en 100-400mm beide het oudere model. Tijd voorkeuze op 1/2000, F6,3 ISO op automatisch en op All Servo vanuit een vogelhut op ca. 15 meter afstand. Ik vraag mij af of dit met deze apparatuur uberhaupt wel kan.
ik hoor graag uw reactie.
Met 1/2000 of 1/4000 kun je prima uit de voeten. Met een Canon 7D heb je een prachtcamera, daar moet het mee kunnen. Je legt de lat hoog om vliegende ijsvogels te fotograferen. Vanzelf gaat het nooit, maar blijf proberen, de aanhouder wint!
Een prachtig geschreven stukje Ron, wat een geweldenaar is het toch het ijsvogeltje.
Bedankt Arjan, ook voor het leveren van jouw bijdrage aan het artikel.