De kleine vuurvlinder herken je aan de oranje voorvleugels met zwarte vlekken. De ondervleugel is juist donker en contrasteert met het oranje deel. Erg groot is het vlindertje niet, de voorvleugel is maar 13 mm lang. Door de geringe lengte en de opvallende contrasten tussen oranje en zwart herken je deze soort gemakkelijk.
Aan de kleur zie je het niet, maar de vuurvlinder behoort tot de bekende en grote familie van de blauwtjes, waartoe veel kleine blauwe vlindertjes als heideblauwtje en icarusblauwtje behoren. Het nauwst verwant zijn de zeldzame grote vuurvlinder (op waterzuring in moerassen) en de blauwe vuurvlinder (op adderwortel in beekdalen) die de oranje kleur eveneens bezitten. De kleine vuurvlinder is de enige die je nog in september of oktober kunt aantreffen.
De kleine vuurvlinder vliegt in drie generaties. Vanaf april kun je al de eerste vlinders zien vliegen, deze eerste generatie duurt tot begin juni. De tweede generatie is van juni en kan tot oktober doorlopen. De derde generatie is van september tot eind oktober.
De rupsen leven op zuring, vooral schapenzuring is een geliefde waardplant. Deze zuringsoort vind je op schrale zandige gronden in bermen en heiden. Ook veldzuring is in trek. De rupsen leven vooral aan de onderzijde van het blad. Let op de gaatjes (“raampjes”) die in het blad verschijnen en waardoor hij zich verraadt. Het zijn maar korte rupsjes, 15 mm, met een stompe voor- en achterkant waar je nauwelijks een kop of staart aan kunt onderscheiden. De kleur is groen met een paar kenmerkende purperen of roze strepen. De rups overwintert op de zuringplant of in het strooisel. Als het niet al te koud is, eet de rups ’s winters gewoon lekker door aan de zuringplanten.