De kraakcicade of mannacicade is een van de meest voorkomende zangcicades rond de Middellandse zee. Hij is 2,5 cm groot en geweldig goed gecamoufleerd voor het leven op een boomschors. Kenmerkend voor deze soort zijn de elf zwarte vlekjes op de vleugels. Er zijn ook andere soorten zoals de Provençaalse cicade die wel vijf centimeter groot kan worden.
Het geluid maken de cicades met een speciaal orgaan in het achterlijf, vlak achter het borststuk. Alleen de mannetjes hebben dat en kunnen dus geluid maken. In dat orgaan zitten tymbalen, dat zijn een soort trommelvellen, membranen die met een spier krachtig vervormd kunnen worden. En dat hoor je. Het geluid wordt nog eens flink verstrekt door zijn met lucht gevulde achterlijf, dat als klankkast fungeert. Zo ontstaat het bekende luide gezang van de cigales.
Cicades zijn geen krekels. Het is een veel gehoorde verwarring, misschien ingegeven door de bekende fabel van de Krekel en de Mier, een onjuiste vertaling van Jean La Fontaine’s La Cigale et La Fourmi. Krekels maken geluid door hun vleugels langs elkaar te strijken, een tsjirpend geluid dat veel minder luid is dan dat van de cicades.
Het grootste deel van hun leven brengen de cicades door als larf, tot een meter onder de grond. Daar kunnen ze een paar jaar lang rondkruipen, plantenwortels eten, groeien en vervellen. Ze hebben een onvolledige gedaanteverwisseling, dat wil zeggen dat na elke vervelling het uiterlijk een klein beetje verandert. Tot het moment van de laatste gedaanteverandering is aangekomen. Dan kruipen ze uit de grond omhoog, klimmen in een struik of grashalm en vervellen voor de laatste keer. De lege huidjes kun je overal in de vegetatie vinden.

De volwassen cicade neemt de vleugels en zoekt een plekje in de bomen. In deze levensfase hebben ze nog maar één doel: voortplanten! Daar hebben ze maar een een week of zes de tijd voor, daarna is het afgelopen met hun leven. Eten is er niet meer bij in die tijd, dat hebben ze als larf al genoeg gedaan. Ook de zang van het mannetje staat in het teken van de voortplanting: vrouwtjes lokken en verleiden. De vrouwtjes leggen na de paring hun eitjes in de schors van een boom of in de vegetatie.
Soms kom je zo’n mediterrane verrassing tegen in Nederland. Zoals enkele jaren geleden in Amsterdam, meegelift met een vakantieganger. Luister naar het geluid van deze verdwaalde Cicade in Amsterdam te midden van het verkeerslawaai.
Fototips
- De eerste kunst is het beestje te vinden. Je hoort ze wel maar vinden… ho maar. Soms vind je huidjes in de vegetatie. Daar zijn in elk geval volwassen dieren in de buurt te vinden.
- Speur de schors van de bomen in de buurt goed af op ooghoogte. Ze hebben een uitstekende schutkleur. Als je het zoekbeeld eenmaal hebt, dan vind je ze steeds makkelijker. Vaak zitten er meerdere bij elkaar.
- Probeer de invalshoek van het licht zo te kiezen, dat het diertje enigszins loskomt van de achtergrond.
- Ook door voorzichtig inflitsen kun je het diertje wat beter uitlichten. Liefst met een diffusie-kapje, anders krijg je lelijke harde contrasten.
- Is het licht genoeg, dan kun je rustig het diafragma wat kleiner maken (f/8 of f/11) om het hele dier er goed scherp op te krijgen.
- Probeer er ook eens eentje van opzij, dan steekt het dier mooi af tegen de achtergrond.
- Let eens op mooie details: het gekartelde aderpatroon van de vleugels bijvoorbeeld of de vlekjes in de ogen.
Verspreidingskaart
Verspreidingskaart en statistieken
Meer weten?
Cigales, het geluid van de Provence
En dan nog dit!
De Belgische, 19de-eeuwse insectoloog Jean-Henri Fabre ging op een zondoorstoofde ochtend op cicadejacht. Na twee uur zoeken had hij vier exemplaren. Daar liet hij een recept van Aristoteles op los: frituren in de olie en dan opeten, met een mespuntje zout en een snippertje ui erbij. Hij raadt het niemand aan. Weliswaar was in de verte een restje garnalensmaak te bespeuren. Maar een gefrituurde cicade is taai als perkament.
(bron: Ariejan Korteweg, Volkskrant archief)