melkwDe melkwitte arkschelp is makkelijk te herkennen als een relatief kleine schelp met een scheef rechthoekige vorm en een slot in de vorm van een reeks knobbels of putjes. Verse exemplaren hebben een wittige of gelige kleur, terwijl fossiele exemplaren bruinig of grijzig zijn. Dat slot is overigens bijzonder, want er zijn niet veel soorten met zo een knobbeltjes/gaatjes-slot. De meeste schelpen hebben een slot dat uit enkele grotere tanden en gaten bestaat.
De schelpen kunnen langs de hele kust gevonden worden. Ze zijn het makkelijkst langs de Zeeuwse kust te vinden, omdat de soort daar ook levend op de zeebodem voorkomt. Daar is de kans op verse exemplaren dan ook het grootst. Meer naar het noorden tref je eigenlijk alleen fossiele exemplaren.
De schelpdieren hechten zich met hechtdraden, byssusdraden genoemd, vast op een harde ondergrond, net zoals mosselen doen. Op rotskusten verder naar het zuiden kun je ze direct op de rotsen vinden. In Nederland leven ze dieper in zee, bijvoorbeeld op scheepswrakken of op bodems met grind. Anders dan mosselen kunnen melkwitte arkschelpen hun byssusdraden losmaken en zich verplaatsen.