De meriansborstel is onmiskenbaar. Het gele of lichtgroene lijf dat zo’n vier centimeter lang is, is bezet met forse witte borstelharen. Op de achterkant heeft de rups een opvallende rode harige stekel. De witte borstels boven op de rug lijken sprekend op een verfkwast. Daar heeft de rups dan ook zijn naam aan te danken. Schilderes en insectenkenner Maria Sybilla Merian (1647-1717) heeft veel vlinders en rupsen geschilderd en daarmee heeft ze veel bijgedagebn aan de kennis over deze diergroep. Terecht dat deze rups die haar penselen op de rug draagt naar haar is vernoemd.
De rupsen leven in de zomer hoog in de bomen, daarom zie je ze maar zelden. In de herfst is het echter tijd voor de volgroeide rupsen om naar beneden te gaan, op zoek naar een veilige plek om te overwinteren. Vaak kruipen de rupsen dan het strooisel in. Rond die tijd (oktober) komen er veel waarnemingen binnen van rupsen die kruipend op een boom of scharrelend in het strooisel gevonden worden.

De rupsen verstoppen en verpoppen zich in de strooisellaag en zo brengen ze de winter door in hun cocon. Vanaf april komen de poppen uit en vliegen de vlinders de wijde wereld in. Overdag zul je die niet zien, want dan houden de vlinders zich stil op een boomstam – en ze hebben een geweldige schutkleur. Pas als het donker is gaan ze op vrijersvoeten en dan zorgen ze voor het nageslacht. Ze leggen de eieren in hun favoriete bomen, dat zijn sleedoorn, meidoorn, eik, berk en ook wel fruitbomen. Vanaf juli zijn er daar rupsen te vinden, die zich volvreten aan het blad.