Ons land kent ongeveer 2700 landgoederen, die vaak een lange adellijke geschiedenis kennen. Tot een landgoed behoren een kasteel of landhuis met de daarbij horende bossen, landerijen en tuinen die eigendom zijn of waren van adel en gegoede burgers. De bomen op deze vaak vele hectares grote terreinen maken deel uit van deze geschiedenis, kunnen honderden jaren oud zijn en bepalen mede de sfeer van het goed. Landgoederen vallen onder de Natuurschoonwet. Deze wet zegt het volgende over een landgoed:
Een geheel of gedeeltelijk met bossen of andere houtopstanden bezette onroerende zaak – daaronder begrepen dat waarop een buitenplaats of andere, bij het karakter van het landgoed passende, opstallen voorkomen – voorzover het blijven voortbestaan van die onroerende zaak in zijn karakteristieke verschijningsvorm voor het behoud van het natuurschoon wenselijk is.
De natuurschoonwet bepaalt ook dat het beheren en openstellen van een landgoed belastingvoordeel oplevert en daardoor zijn gelukkig vele bezittingen bewaard gebleven en open voor bezoek. Veel particuliere landgoederen zijn opgekocht door stichtingen of natuurbeheerders, zoals Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten of de Provinciale Landschappen.
De bomen op deze terreinen zijn het bekijken waard. Het zijn niet altijd inheemse bomen die je tegenkomt: vaak zijn er bijzondere soorten geïmporteerd door de eigenaren die plezier hadden in het verzamelen van aparte boomsoorten. Voorbeelden zijn de Kaukasische vleugelnoot, mammoetboom, Japanse ceder en vaantjesboom.