Het is maar een klein eenjarig plantje, veel hoger dan 30 centimeter wordt hij niet. Klein maar dapper, want de paarse dovenetel laat zich overal zien. Bij voorkeur op wat open voedselrijke en verstoorde plekken. Vaak in de berm, op een braakliggend terrein, in de tuin of langs een omgeploegde akker. Het hele jaar bloeiend, het hele jaar zaden makend die meteen weer kiemen. Zo blijf je wel prominent aanwezig.
Al in maart kun je de helder gekleurde paarse bloemen tegenkomen. Niet alleen de bloemen zijn paars, maar ook zijn de bladeren vaak paars aangelopen. In zachte winters laat de plant zich zelfs het hele seizoen door zien.
De soort is een typische vertegenwoordiger van de lipbloemenfamilie, met de kenmerkende bloemen die een boven- en onderlip hebben. Het getal vier is favoriet bij de lipbloemen: vierkante stengels, bladen twee aan twee kruiswijs geplaatst, vier meeldraden, vier zaden in een hokje.
Door zijn vroege bloei zijn de eerste honingbijen en de hommels blij met de paarse dovenetel. Ze halen de nectar diep uit de lipbloem. Overigens kom je bij de paarse dovenetel ook bloemen tegen die nooit open gaan. Dit zijn de zogenaamde kleistogame bloemen, die zichzelf bestuiven en zo toch zaden vormen.
De paarse dovenetel maakt voor zijn eigen voortbestaan graag gebruik van mieren. Daarvoor heeft hij onderaan de zaden een vlezig aanhangsel, waarin een olieachtige substantie zit die mieren onweerstaanbaar vinden. Ze nemen de zaden me naar hun nest en helpen zo mee met de verspreiding.