Rombouten familie
Rombouten zijn in Nederland vrij zeldzaam, want ze zijn gebonden aan zuurstofrijk stromend water met een zandige bodem. Die plekken komen in Nederland lokaal in het oosten en zuiden voor.
De larven leven vaak ingegraven in die zandige bodem om zich goed te kunnen beschermen. In Nederland komen vijf soorten van deze familie voor: plasrombout, beekrombout, rivierrombout, gaffellibel en kleine tanglibel. De meeste rombouten zie je bij sterk stromend water.
De plasrombout is wel een buitenbeentje binnen de familie en zie je vaker bij stilstaand water met een zandige bodem. Zoals bijvoorbeeld grote plassen, zand- en grindgaten, visvijvers, groeves, maar ook in licht stromende wateren. Bepalend voor hun keuze van de plek is niet teveel vegetatie in het water, waar de larven zich veilig kunnen ingraven in een fijnzandige bodem.
Kenmerken en gedrag
Specifiek is de mooie geel-zwarte kleur met mooie tekening en blauwgroene ogen. Het is een vrij slanke libel en dat maakt het tot een fotogenieke verschijning. Opvallend is de plaats van de ogen, die elkaar op de kop niet raken en vrij ver uit elkaar staan.
Omgeving
Je ziet ze regelmatig op de grond zitten zonnen in de omgeving van plassen op open velden en heide. Het opsporen van de dieren is het gemakkelijkst in de tijd van het uitsluipen rondom het voortplantingswater. Daar zitten ze dan vaak op beschutte plekken om te jagen op insecten.
Kort daarna trekken ze wat verder weg naar open velden om te jagen. Eenmaal geslachtsrijp keren ze weer terug naar het water.
Endemisch
De plasrombout wordt niet vaak in grote aantallen bij elkaar gevonden, maar is wel goed te vinden. De soort komt vooral voor op de zandgronden in Nederland en heeft in zuidwest- Europa een beperkt verspreidingsgebied van Spanje tot aan de Benelux. Door het ‘beperkte’ gebied wordt de soort als endemisch beschouwd.