Normaal zorgt het aardmagnetisch veld ervoor dat deeltjes uit de ruimte nauwelijks onze atmosfeer kunnen bereiken. Regelmatig komen op de zon zware uitbarstingen voor die enorme hoeveelheden materie het heelal inblazen. Als de uitbarsting enigszins op de aarde gericht is en de aarde na enkele dagen door een wolk van uitgebraakte deeltjes komt, wordt het magnetisch veld zwaar op de proef gesteld. De deeltjes worden door het aardmagnetisch veld afgebogen en komen aan de nachtzijde van de aarde weer samen, zoals water in een rivier om een grote steen stroomt en er achter weer samenkomt.
In een ovale band, met als middelpunt de magnetische polen, bereiken de deeltjes via de magnetische veldlijnen de bovenste lagen van de atmosfeer. Door de botsingen tussen die deeltjes en de atomen en moleculen van de daar aanwezige dampkringgassen begint de hemel te gloeien. Deze ovale band is aan de nachtkant van de aarde het breedst. In gebieden die ‘s nachts onder de band doordraaien is de kans op noorderlicht het grootst. Op de Lofoten of in Tromsø in Noorwegen begint het noorderlicht vroeg op de avond richting het noorden. Bij hogere activiteit later op de avond is het recht boven je hoofd (of overal om je heen) en verplaatst het zich na middernacht richting het zuiden.