Rotsspringers hebben niet alleen een buitenaards uiterlijk met grote aliën-achtige ogen, ze kunnen ook flinke sprongen maken. Deze oerinsecten lijken wel wat op de veel in huis voorkomende zilvervisjes, maar zijn een stuk lastiger te vinden en kunnen, zoals de naam al doet vermoeden, flinke sprongen maken. De primitieve dieren zien er vreemd uit. Ze zijn in de nacht actief en hebben daardoor grote facetogen die als een soort van skibril tegen elkaar aanstaan. Onder die vreemd uitziende facetogen zitten nog 2 grote ocellen, een soort enkelvoudige ogen die vooral licht en donker zien. Het lijf van de rotsspringer is, net als vlindervleugels, bedekt met kleine schubben die makkelijk loslaten bij aanraking. Uit het achterlijf steken 3 lange draden en vleugels zijn nergens te vinden.
Als je inzoomt op deze bijzondere dieren worden ze nog gekker, dan zie je kleine uitsteeksels zitten tussen de poten. Ook onder het achterlijf zitten deze stompjes. Het zijn overblijfselen van poten uit de tijd dat de voorouders van insecten nog veel meer poten hadden. Dit oerinsect is zo primitief dat deze pootjes nog zichtbaar zijn.
Deze insecten zijn ondanks dat ze met iets meer dan een centimeter niet superklein zijn niet gemakkelijk te vinden en leven vaak op harde ondergronden. Je vindt ze onder andere in getijdenzones aan de kust, langs rivieren en in Zuid Limburg. Omdat het nachtdieren zijn en snel uitdrogen, houden ze zich overdag verscholen. Bijvoorbeeld in grotten, tussen stenen en onder bladafval en dood hout.