De gewone salomonszegel is een liefhebber van schaduw. Je vindt deze sierlijke plant in bossen, houtwallen, bosranden van de hogere zandgronden. Ook in de duinen en in Zuid-Limburg kom je hem tegen.
Ondergronds overwintert de plant als wortelstok. De bladeren sterven elk jaar af. De wortelstok groeit een stukje door en maakt in het nieuwe voorjaar weer nieuwe bladeren. Op de plaats waar de oude bladeren zijn afgestorven blijft een litteken achter. In dit litteken zie je nog de vaatbundels zitten. In vroeger tijden deed dit denken aan het zegel in de zegelring van koning Salomon. Zo komt salomonszegel aan zijn naam.
De bladeren en de bloemen zijn netjes gerangschikt langs een lange overhangende stengel. Dit geeft de plant zijn sierlijke uiterlijk. Het is grappig om te zien hoe de geelwitte bloemen keurig op een rijtje hangen, daar dankt salomonszegel ook een volksnaam aan: zeug met biggen.
In de herfst kun je de vruchten vinden, het zijn zwartblauwe bessen. Ze zijn erg zoet, maar laat je niet verleiden: ze zijn ook erg giftig.
