Slangenwortel hoort thuis in stilstaand zoet en zuurstofarm water. Vooral op plekken waar zuur voedselarm water in contact komt met neutraal voedselrijk water voelt hij zich thuis. Een bijzonder milieu dat je niet overal tegenkomt, het meest nog in de laagveengebieden. Vaak vind je de planten op de grens van open water en moeras. Op sommige plaatsen, bijvoorbeeld in voedselarme vennen met kokmeeuwkolonies, zijn de omstandigheden zo gunstig dat slangenwortel er massaal optreedt en grote oppervlakten bedekt.
Als de zomer nadert komt slangenwortel tot bloei. Tussen de glanzend groene bladeren verschijnen opeens witte bladeren: het zijn de schutbladen van de bloeikolf. De bloeiwijze bestaat uit enkele tientallen dicht opeengepakte groenachtige bloemen. Deze hebben een beetje vreemde geur, die allerlei kleine insecten aantrekt zoals vliegjes, motjes en kevertjes. Zij zorgen voor de bestuiving. Het resultaat van die bestuiving is in de herfst te zien. Dan verandert de bloeikolf in een aar vol rode bessen. Een kleurig gezicht.
De aronskelkfamilie telt niet veel leden in de Nederlandse flora. Eigenlijk is slangenwortel de enige echte wilde vertegenwoordiger. De gevlekte en italiaanse aronskelk zijn niet oorspronkelijk inheems. Ook het bekendere kalmoes is een lid van deze familie, deze soort is ingeburgerd langs de oevers maar oorspronkelijk uit Azië afkomstig.
De meeste besvruchten zijn voedsel voor vogels. Zo niet de bessen van slangenwortel. De verspreiding gaat door water of door vogels, omdat de wat slijmerige bessen blijven kleven aan hun poten. Naast de verspreiding door de vruchten, kunnen ook afgebroken stukken van de wortelstokken wegdrijven en elders uitgroeien tot een nieuwe plant. Dat is dan een voorbeeld van ongeslachtelijke voortplanting.