De winter is de tijd van rust voor de planten. De kruiden sterven bovengronds af, de loofbomen en struiken laten hun bladen vallen en komen in winterrust. Wat blijft zijn de vruchten. Voor veel dieren zoals zangvogels en muizen zijn deze belangrijk om te overleven.
De vruchten bevatten zaden in hun binnenste. Deze zaden zijn de echte nakomelingen van de plant. De vrucht is alleen bedoeld als smakelijk omhulsel of kleurig lokkertje voor de dieren. De vruchteneters nemen de vrucht met zaden mee naar een andere plek om het daar op te eten. Het zaad gaat mee naar binnen en wordt op een andere plek weer uitgepoept. Daar kan het zaad in het voorjaar kiemen. De bemesting en verspreiding zijn in één keer geregeld!
Veel vruchten hebben slimme aanpassingen om hun verspreiding te bevorderen. Bijvoorbeeld de klis met zijn stekelige vruchten, die makkelijk blijven hangen in een zoogdierpels of mensenjas. Kilometers gratis meeliften voordat het kleverige nageslacht losraakt en op de grond valt. Andere voorbeelden van planten die dieren voor hun verspreiding gebruiken zijn nagelkruid, wilde peen en kleefkruid.