Ze hebben maar een seizoen de tijd om uit te groeien van zaad tot reusachtige plant van wel drie meter hoog. Geen wonder dat zonnebloemen het alleen goed doen als er voldoende vocht en voedsel voorradig is in de bodem. De mooiste exemplaren vind je op een mesthoop, waar stikstof te over is.
De bloem is ook indrukwekkend met een doorsnede van zo’n 30 cm. Eigenlijk is de “bloem” een verzameling van vele kleine bloemen. Die mini-bloemen bestaan in twee soorten: in het hart hebben ze de vorm van een kroontje en zijn ze bruin, de bloemen aan de buitenkant zijn lintvormig en geel. Alleen de bloempjes in het hart zijn vruchtbaar en elke bloem levert één zonnepit. Al die bloempjes (en later de pitten) bij elkaar zitten op een gemeenschappelijke bloembodem, de plantkundigen noemen dit een samengestelde bloem. De opvallende krans van gele lintbloemen is dus onvruchtbaar en dient alleen maar om insecten te lokken.
De zonnebloem is geen inheemse plant, maar oorspronkelijk afkomstig uit Amerika. De Inca’s vereerden de zonnebloem al vanwege zijn gelijkenis met de zon. Rond 1530 is de zonnebloem naar Europa gekomen, meegebracht door Spaanse zeelieden.
Niet alleen mensen houden van zonnebloemen, ook dieren: insecten voor stuifmeel en nectar, de vogels voor de zaden.
Eén reactie
Is het dan niet makkelijk en logische om rond boerderijen en of akkerbouw zonnebloemen te planten.Daarmee kan je de l stikstof probleem op lossen.En ze zuiveren ook veel andere dingen uit de grond en lucht.Kijk maar bij tjernobiel.Kosten zijn laag en je hebt elk jaar weer nieuwe zonnepitten.