Stadsnatuur maken is een inspiratie- en voorbeeldboek voor natuurinclusief ontwerpen in de Noordwest-Europese stad. Het roept op tot het integreren van natuur in het ontwerp van gebouwen en stedelijke buitenruimten en het geeft daarbij praktische voorbeelden en ontwerphandreikingen.
Hoewel het boek zich hoofdzakelijk richt op grotere ontwerpopgaven, is het boek toch bedoeld voor een brede groep geïnteresseerden, van ontwerpers tot bestuurders en bewoners. Het boek roept op de natuur een volwaardige plek te geven in de stad. Het boek zoomt in op echte stadsnatuur en natuur in de stad. Hoewel ogenschijnlijk hetzelfde, bestaat er wel degelijk een verschil. Stadsnatuur is natuur die zich heeft weten aan te passen aan de stad en daarbij de voordelen ervaart. Mooie voorbeelden hiervan zijn de duiven op de dam of slechtvalken die kantoortorens gebruiken als alternatief voor hoge rotswanden. Natuur in de stad is daarentegen min of meer een toevalligheid, sterk gelijkend op de wilde natuur buiten de stad. Binnen de stad is dan een bepaalde natuurlijke biotoop aanwezig, zoals plasdrasoevers van een parkvijver of een bloemrijke wegberm. De natuur reageert hierop door direct deze geschikte plekken te bezetten.

Wie de vorige alinea leest, denkt dat het boek misschien alleen over grote ruimtelijke opgaven gaat. Dat is gelukkig niet het geval. Sterker nog, er staan vele leuke voorbeelden in die in iedere straat (of zelfs tuin) te realiseren zijn. Dat maakt het boek een waardevolle inspiratiebron.
Het boek is ingedeeld in vijf hoofdstukken. Hoofdstukken 3 en 4 zijn het meest praktisch ingestoken en daarmee het meest interessant. In hoofdstuk 3 ‘Dieren in de stad’ behandelen de auteurs achtereenvolgens zoogdieren, vleermuizen, vogels, vissen, amfibieën en reptielen, insecten, bodemfauna en tot slot vreemde gasten, lastposten en plaagdieren. Ze volgen hierbij vooral de echte stadssoorten, omdat deze reeds aan de stad gebonden zijn en actieve hulp direct bijdraagt aan de instandhouding van de soorten. Binnen de soortgroepen worden de meest markante vertegenwoordigers individueel besproken. De auteurs benoemen de randvoorwaarden voor de aanwezigheid, zoals bepaalde soorten voedsel, vaste verblijf- of voortplantingsplaatsen. Daarbij wordt ook wat verteld over de leefwijze en de voornaamste bedreigingen. Kort en bondig ontstaat zo een concreet beeld van wat de soort nodig heeft om in de stad te (over)leven. De lezer kan hiermee gericht aan de slag om de leefomgeving te versterken en hindernissen weg te nemen.

Hoofdstuk 4 ‘Biotopen in de stad’ neemt de grotere groeneenheden onder de loep. Of zoals de auteurs het benoemen: “In dit deel wordt de ecologische betekenis van de verschillende stedelijke typen en de (ontwerp) kansen voor natuurinclusief ontwerpen besproken.” Als eerste komt de stadsflora in de breedste zin aan bod, van een begripsbeschrijving tot de meerwaarde die het inneemt. Het volgende type betreft het gebouw zelf. Dat klinkt in eerste instantie misschien wat vreemd, maar een gebouw kan onderdak bieden aan tal van planten en dieren, mits daar maatregelen voor genomen worden. Denk hierbij aan geïntegreerde nestvoorzieningen voor vogels, groene daken en gevelbeplanting. Achtereenvolgens komen hele wijken tot individuele tuinen voorbij. De auteurs laten zien dat je werkelijk overal het verschil kunt maken, voorzien van talrijke voorbeelden. Jammer is dat het nergens echt concreet genoeg wordt. Een lijst met geschikte planten, een voorbeeldprofiel van een natuurvriendelijke oever, concrete aanbevelingen voor nestkasten, … In plaats daarvan wordt verwezen naar andere organisaties die gespecialiseerd zijn in bepaalde soortgroepen. Wanneer je een boek wil maken dat representatief is voor een groot deel van Europa, is dat haast onoverkomelijk. Dat het boek hierdoor tweetalig is, helpt ook niet echt. Beter was het geweest het boek volledig op Nederland toe te splitsen, in één taal, waardoor ook meer ruimte ontstaat voor verdieping. Desondanks biedt dit boek interessante handvatten om met andere ogen naar de stad en de aanwezige natuurwaarden te kijken.

Het boek sluit af met enkele algemene aanbevelingen voor beheer (hoofdstuk 5) en tien aanwijzingen voor natuurinclusief ontwerpen (hoofdstuk 6). De auteurs zeggen over dit laatste: “Stadsnatuur maken is nog geen allesbesprekend handboek voor een dergelijke exploitatie en kan in deze fase van de natuurinclusieve ontwerppraktijk nog niet veel meer zijn dan een eerste ontdekkingsreis, een inspiratieboek en een verkenning van ecologische principes, de voorwaarden om soorten te integreren en de verschillende biotopen in de stad waar aan ontworpen kan worden. Toch zijn er wel een aantal algemene aanwijzingen te formuleren die zich vooral op de ontwerphouding richten en die kunnen helpen bij de navigatie tijdens deze ontdekkingsreis.” Het zijn tien ruime en wat algemene aanbevelingen die echter wel een kapstok bieden voor vervolg. En zoals de auteurs terecht opmerken: het is nog geen volledig handboek. Dat biedt hoop voor de toekomst. Nu is het vooral een inspiratieboek en dat is prima. Voor veel mensen is stadsnatuur nog niet zo vanzelfsprekend, waardoor dit boek zeker een eyeopener kan zijn.

Natuurfotografie Magazine
Stadsnatuur is het thema van het komende nummer van Natuurfotografie Magazine. In het magazine lees hoe je zelf het beste de stadsnatuur kunt fotograferen, nemen we een kijkje achter de schermen van het boek ‘De Wilde Stad’ van Frans Lemmens en laten we je tal van fantastische voorbeelden zien.
Stadsnatuur maken – Making Urban Nature
Auteurs: Jacques Vink, Piet Vollaard, Niels de Zwarte
Uitgeverij: nai010 Uitgevers
Aantal pagina’s: 320
Formaat: 17×24 cm
ISBN: 978-94-6208-317-2
Prijs: € 34,95
Het boek is tevens als e-book verkrijgbaar.