Overwintering
Sommige vlinders overwinteren als volwassen vlinder en gaan in een soort winterslaap tijdens de koude maanden. Ze hebben energie gespaard om de winter door te komen. Wanneer de temperatuur tegen het einde van de winter stijgt en de zon doorkomt ontwaken ze. Tijdens de winter hebben de vlinders zich verscholen in struiken tussen het blad, tussen de klimop, in holle bomen, schuurtjes en soms in huis of op zolder. Wanneer je ze op zolder ziet, laat ze dan rustig zitten en zet een raam open. Je kunt ze ook voorzichtig op een kouder plekje zetten in een schuurtje of onder een afdak van een houthok. Zo kunnen ze dan veilig weg als de eerste zon zich aandient.
Vlinders worden snel actief en gaan direct op zoek naar nectar om aan te sterken. Dagvlinders zijn koudbloedige dieren, die niet zelf hun temperatuur op peil kunnen houden. Ze moeten die warmte van buitenaf van de zon krijgen en zijn daarom alleen maar actief wanneer de zon schijnt. Ze kunnen wel relatief snel opwarmen om te kunnen vliegen.
Op zoek naar nectar
Na de winterslaap ontstaat er een kwetsbare periode tijdens de zoektocht naar nectar. Als de eerste warme dagen vroeg vallen, kan het zijn dat er nog weinig voedsel te vinden is. Je ziet ze daarom vaak rondom tuinen met vroege voorjaarsbloeiers en bolgewassen als: krokus, primula, ossentong, maagdenpalm, viooltjes en zelfs ook winterheide. Daarbuiten hebben ze kansen bij sleedoorn, klein hoefblad, speenkruid, paarse dovenetel en de eerste paardenbloemen. Een heel vroege opleving, met warme dagen bijvoorbeeld in februari en daarna een koude periode, maakt de vlinders kwetsbaar door gebrek aan nectar.
Vier overwinteraars hebben aparte cyclus
In Nederland zijn er vier soorten die op deze wijze de winter doorbrengen: de citroenvlinder, de dagpauwoog, de kleine vos en de gehakkelde aurelia. Doorgaans zie je het prachtige geel van de citroenvlinder op een zonnige dag als eerst. Ze vallen ook het meest op!
Soorten die overwinteren in ons land zijn overigens wel uitzonderingen en ze hebben een lange levensduur. Vrijwel alle (overige) dagvlinders overwinteren als eitje, rups of als pop en zitten dan op allerlei plekken verscholen in droog plantenmateriaal, in holle stengels in bladeren en op takken. Ze hebben wat meer tijd nodig in het voorjaar om als vlinder te verschijnen. Meestal is het oranjetipje van deze soorten de eerste die je ziet, maar dat is pas vanaf half april. Een groot verschil in de cyclus is dat je de vier overwinteraars bijna het gehele jaar kunt treffen als volwassen vlinder en de generaties overlappen elkaar. De overige vlinders hebben een vrij korte vliegperiode en zitten het grootste deel van het jaar in het ‘ei-larve-pop-stadium’.
Leefgebied van de overwinteraars
De citroenvlinder kruipt doorgaans weg tussen takkenhopen en in groenblijvende struiken zoals coniferen en klimop. De gehakkelde aurelia overwintert vaker vlak bij de grond bij boomwortels, holle bomen of stapels hout. Daar hebben ze een veilige en beschutte plek voor de overwintering. Geschikte waardplanten voor de voortplanting groeien op veel zonnige plaatsen langs bosranden, of in open bos, in houtwallen, tuinen en parken. Je kunt ze dus in het voorjaar overal tegenkomen.
De kleine vos en de dagpauwoog zoeken nog meer bescherming in de winter en je kunt ze dan ook rond huizen en bebouwing op beschutte plaatsen aantreffen. De dagpauwoog zoekt in het vroege voorjaar vooral nectar op sleedoorn, klein hoefblad en paardenbloem. De kleine vos tref je vaker aan bij wilgenbossen. Beide vlinders hebben de brandnetel als waardplant waarop ze hun eitjes afzetten.
Als je ze hebt gevonden in deze periode is er één ding zeker. Het voorjaar is in aantocht….!
Eén reactie
Mooi en met veel nuttige info geschreven Hans! Onze tuin is helemaal ingericht om zo aantrekkelijk mogelijk te zijn voor vlinders gedurende de hele vliegperiode, voor ons kan het niet snel genoeg lente zijn.