Menu

Onderdeel van Pixfactory

Vogels fotograferen in de M-stand

In welke modus fotografeer jij meestal? A, S, P of volautomatisch? Heb je de M-stand al wel eens geprobeerd? Voor elke natuurfotograaf is de M-stand een goede keuze, maar voor vogelfotografen is het echt een must!
M-stand
Fotograaf: Daan Schoonhoven

Sommige fotografen doen heel gewichtig over fotografen in de M-stand en veel fotografen denken dat het moeilijk en lastig is. Ik heb dat ook heel lang gedacht. Net zoals talloze andere vogelfotografen heb ik lang in diafragma-voorkeur (Av/A) gefotografeerd, waarbij ik gebruik maakte van belichtingscompensatie. In de praktijk kwam dat er op neer dat ik om over- en onder te belichten een slinger gaf aan het wiel achterop mijn camera.
Intussen fotografeer ik al jaren in de M-stand en ik wil nooit meer terug. Ik zal je in dit artikel aan de hand van twee situaties overtuigen waarom fotograferen in de M-stand juist heel makkelijk is. De M van makkelijk dus!

Je camera is een dom ding

Eerst even wat achtergrondinformatie over het lichtmeten van je camera. Je lichtmeter in de camera gaat er van uit dat alles wat je fotografeert een gemiddelde helderheid heeft. Dit betekent in de praktijk dat de camera grijs maakt van wit en zwart. Je ziet dit het duidelijkst als je sneeuw fotografeert op de automatische stand. Je krijgt dan geen witte sneeuw, maar grijze sneeuw. Waarom programmeren ze de lichtmeter dan op zo’n ‘domme’ manier? De reden is dat een gemiddelde vakantiefotograaf die overdag z’n foto’s maakt met de zon in de rug op deze manier dan meestal een redelijk tot goede belichting krijgt.

Praktijkvoorbeeld 1

Jaren geleden, tijdens een trip naar Schotland bezocht ik het schitterende Handa Island, waar ik flink wat tijd besteedde aan het fotograferen van vliegende noordse stormvogels. Ik fotografeerde in diafragma voorkeur en maakte de foto bovenaan dit artikel met de instellingen: 1/1250s, F/5.6 en ISO 400 met belichtingscompensatie + 1 2/3 stop. Prima foto en ik was er blij mee: scherpte goed, belichting goed, niets meer aan doen!

Echter, minder dan één seconde later vloog de vogel voor de donkere kliffen langs in de schaduw. Natuurlijk wist ik dat ik mijn belichtingscompensatie moest bijstellen, maar in de praktijk ging het zo snel dat ik in de meeste gevallen te laat was. Veel van de foto’s zien er dan ook zwaar overbelicht uit.

M-stand
Doordat de belichtingsmeter probeert om een egaal grijs beeld te krijgen met een sluitertijd van 1/160 seconde werd alles onscherp en was de vogel natuurlijk vet overbelicht. Fotograaf: Daan Schoonhoven

De belichtingsmeter van de camera ‘schrikt’ van de donkere rotsen en denkt als het ware: zo donker kan nooit de bedoeling zijn, ik zal Daan een handje helpen. Ik gooi de sluitertijd flink omlaag zodat er meer licht op de sluiter valt, anders wordt alles zwart.

Stel dat ik toen in M had gefotografeerd, wat was er dan gebeurd? Ik zou dan bij de eerste situatie waar de vogel voor de lichte achtergrond vloog bijvoorbeeld 1/800s, F/5.6 en ISO 640 hebben ingesteld. In M veranderen je instellingen niet, tenzij je dit zelf doet. Dan zouden dit dus ook de instellingen zijn bij de lichte vogel voor de donkere rotsen. Ik zou dan een fantastische foto hebben gehad: een stikzwarte achtergrond en een perfect belichte vogel. Hoe ben ik ooit zo stom geweest… ik zou zoveel meer ‘keepers’ hebben gehad.

Manieren van licht meten

Even een stukje verdieping. Je camera heeft allerlei manieren om licht te meten: centrum-gewogen, matrix, spotmeting enz. Als je in M fotografeert overrule je deze meting en maakt het niet uit welke keuze je maakt. In je zoekerbeeld zie je onderin of aan de zijkant hoeveel je onder- of overbelicht t.o.v. wat de camera zou doen. Het is wel aan te raden om de manier van lichtmeten altijd hetzelfde te laten, omdat je dan een referentie opbouwt t.o.v. wat de camera aangeeft. Je weet op een gegeven moment hoe je camera reageert en dus weet je ook hoeveel je moet compenseren. Mijn advies is om te kiezen voor centrum-gewogen.

Praktijkvoorbeeld 2

M-stand
1/320 sec;. bij f/7,1 ISO 640. Fotograaf: Daan Schoonhoven

Nu een voorbeeld waarbij ik in M fotografeerde en er opnieuw een plotselinge situatie was met een donkere achtergrond. Ik volgde een grote zilverreiger op weg naar z’n slaapplek, het was kort voor zonsondergang. De reiger vloog in het licht van de ondergaande zon boven een bomenrij langs om vervolgens naar beneden te duiken in de schaduw van deze bomenrij. Ik hoefde niets aan mijn belichting te wijzigen om een perfect belichte foto te hebben. De instellingen die goed waren voor de reiger in de ondergaande zon waren ook goed voor een juiste belichting tegen de donkere achtergrond. De belichting is immers gebaseerd op de vogel. Als ik tijdens deze situatie in Av-voorkeur had gefotografeerd, was de reiger uitgebeten wit geweest mét heel veel bewegingsonscherpte omdat de sluitertijd waarschijnlijk naar 1/60s. was gegaan.

M-stand
1/320 sec bij f/7,1; ISO 640. Fotograaf: Daan Schoonhoven

Stappenplan voor het fotograferen in de M-stand

Ben je intussen overtuigd? Het is even wennen, maar in wezen is het niet veel anders dan fotograferen in de Av-stand i.c.m. belichtingscompensatie. Je sluitertijd kun je namelijk gebruiken als manier om je belichting aan te passen als dat nodig is. Is je foto te licht? Zet je sluitertijd sneller. Is je foto te donker? Verleng je sluitertijd tot je belichting goed is, tenzij je sluitertijd te lang wordt waardoor je geen scherpe foto’s meer kunt maken. Voor het gemak heb ik een stappenplan gemaakt:

  1. Afhankelijk van het licht bepaal je de ISO. Op basis van ervaring kun je dit snel genoeg inschatten.
  2. Welke scherptediepte heb je minimaal nodig? Bij vogels die wat verder weg zitten is een diafragma tussen F/5.6 en F7.1 wel voldoende. Bij vogels die dichterbij zitten heb je snel minimaal F/8 nodig.
  3. Je kiest de bijpassende sluitertijd om je onderwerp goed te belichten. Een stilzittende vogel kun je met beeldstabilisatie wel op 1/125s. fotograferen, maar een vliegende koolmees wordt pas echt scherp op 1/3200s.
  4. Je checkt voortdurend de belichtingsmeter (onderin of rechts van je zoekerbeeld).
  5. Je past de sluitertijd aan om je belichting te corrigeren. Je sluitertijd kun je laten functioneren als je belichtingscompensatie. (Tenzij je bijv. een bewust lange sluitertijd wilt, dan wordt je diafragma je manier om te sturen).
  6. Kom je sluitertijd of scherptediepte te kort of heb je teveel? Pas de ISO aan. Terug naar stap 1.

Auto ISO uitzetten

Veel camera’s hebben de mogelijkheid om auto ISO in te schakelen. Je laat het dan aan de camera over om de ISO te bepalen. Deze functie moet je uitschakelen, want anders geef je de camera een achterdeur om alsnog op de automatische belichting uit te komen.

Niet de M van magie

De M-stand is geen magische stand, het is ook niet de heilige graal en oplossing voor alles. Het enige wat je doet is zorgen dat niet de camera, maar jijzelf ‘in control’ bent en als je echt goede foto’s wilt maken is dat een voorwaarde. Het zorgt er bovendien voor dat je veel bewuster bezig bent met je instellingen en weet wat je aan het doen bent, jij zit aan het roer. Je moet echter altijd blijven checken en controleren, zeker bij wisselende lichtomstandigheden of tijdens zonsopkomst of zonsondergang. Heel veel succes!

13 reacties

  1. Beste Daan, mijn complimenten voor een van de beste bijdragen die ik tot nog toe hier ontdekt heb! Ik neem even de vrijheid als senior ooit vakfotograaf uit de doeken te doen hoe het werkelijk technisch in elkaar zit:
    Lichtmeting is inderdaad een “dom” hulpmiddel, maar er zijn principieel 2 methoden voor: 1) opvallend c.q. direct licht meten en 2) gereflecteerd licht meten. De DDL camerameters, ongeacht de “manieren om licht te meten: centrum-gewogen, matrix, spotmeting enz.”, doen allemaal het laatste; een zwart en een wit vlak zullen bij een zekere hoeveelheid licht gereflecteerd gemeten theoretisch beide als geijkte grijswaarde geïnterpreteerd worden terwijl de opvallend licht meting correct zal weergeven omdat de hoeveelheid gemeten licht immers niet verandert. Theoretisch want wanneer het zwarte vlak werkelijk zwart, lichtloos, zou zijn resulteert dat in belichtingstijd oneindig.
    De door jou nu ook ontdekte en wel degelijk terecht aanbevolen handmatige instellingen doen het dus het best in combinatie met opvallend licht meting, of simulatie daarvan door ons brein-met-ervaring 😉
    Toch zit er een adder onder het gras: dynamic range! De destijds belabberde dynamic range was overigens reden waarom DDL meting populair werd, want stel dat je onderwerp bij correcte opvallend licht meting net in de schaduw kwam te zitten resulteerde dat op beeld meteen in dat het aan of over de rand van de dynamic range kwam. Die is digitaal enorm vergroot, verdubbeld en vaak (veel) meer dan dat, met name in RAW. En dat vormt, voor mij, soms, dan ook de enige reden voor mijn natuurhobbykiekjes, naast de grootste Jpg, RAW aan te zetten. Meestal blijkt echter toch, achteraf, dat het niet nodig was.
    Verder is naar mijn idee de grootste verworvenheid met de digicamera’s het schermpje achterop met instant techdata en grafiekjes – vroeger moesten we (beroepsmatig dan) ons behelpen met polaroids. Wat we in de technische fotografie ook vaak deden was een geijkte grijskaart in een testopname meekieken, maar die reiger ziet je al aankomen met: “hou de grijskaart even vast” 🙂
    In plaats van dat alles kunnen we nu tevoren een dummy-opname maken en alle belangrijke zaken op het cameraschermpje bekijken.

  2. Wat een onzin. De belichtingsmeter is niet geprogrammeerd voor vakantiefotografen, die bestonden nog niet toen de belichtingsmeter werd uitgevonden. Zou het misschien iets met de huidskleur van ons westerlingen te maken hebben?
    De belichtingsmeter maakt alleen middengrijs van het stukje dat je meet. Spotmeting geeft dus een heel ander resultaat dan matrixmeting.
    Een citaat uit een boek van Henry Carroll:
    “Ga even zitten. Ik ga nu iets vertellen wat misschien als een schok voor je komt: foto’s maken in de M-stand is tijdverspilling.
    Hallo? Ben je er nog? Oke ik zal het uitleggen. Anders dan bij Sluitervoorkeur en Diafragmavoorkeur heb je bij Manueel controle over de sluitertijd en de diafragmaopening en de ISO.
    Bij Manueel vertelt je camera nog steeds wat de correcte belichting zou moeten zijn, precies zoals in elke andere functie. Maar in plaats van de veranderingen voor jou uit te voeren, moet je het allemaal zelf doen.
    Mensen die Manueel gebruiken, stellen vaak gewoon de sluitertijd en diafragma in volgens de aanwijzing van hun camera. In feite werken ze dan in de functie Programma(P), alleen duurt het langer. Geloof me nou maar: Manueel voegt niets toe aan het plaatje toe!”
    Einde citaat.
    Probeer de volgende oefening eens:
    Zet je camera op statief, neem een foto in de P-stand, zet je camera in de diafragmavoorkeur en kies het diafragma dat de camera koos in de P-stand. Zet je camera in sluitertijdvoorkeur en kies de sluitertijd van de P-stand, zet je camera in de M-stand en kies diafragma of sluitertijd uit P-stand en vergelijk de resultaten: 4 keer de dezelfde instellingen!
    Zorg dat je camera kent en hoe die reageert op verschillende omstandigheden, als je tevreden bent met de M-stand gebruik die dan, maar verheerlijk die niet!

    1. Je hebt het artikel duidelijk niet goed gelezen. Je werkt niet in M om vervolgens de instellingen volgens de automatische belichting over te nemen. Je kiest voor M omdat je dit wilt overrulen zodat je niet afhankelijk bent van de grillen van je lichtmeter.
      Ik verheerlijk de M-stand absoluut niet, maar heb aan de hand van 2 concrete voorbeelden laten zien dat het bij vogelfotografie leidt tot meer ‘keepers’.

  3. Sorry Daan,
    Met mijn Pentax K1 werk ik steeds op Tav stand, waarbij ik zowel kan kiezen om de sluitertijd aan te passen maar ook het diafragma, deze laatste ligt gewoonlijk tussen 4.5 en 5.6, afhankelijk van de zoom stand 150-450mm). De ISO waarde past zich automatisch aan tussen 100 en 28.000, jawel voor mij is de registratie soms belangrijker dan de kwaliteit. ( max ISO waarde kan zelfs tot 800.000). Voor stilzittende vogels gebruik 1/160s, als er genoeg licht is kan ik in beweging tot 1/1500s. Als je natuurlijk over een dure F4 telelens beschikt, heb je meer mogelijkheden, maar minder financiën over.
    Ik gebruik steeds punt meting voor focus en licht meting en heb geen tijd om aan knopjes te draaien om het licht te regelen, 1 of 2 s blijft de vogel goed in beeld, maar daarna is het moment meestal voorbij.
    Dus ik focus op het oog, maak mijn compositie en druk af, er blijft geen tijd over om dan nog licht compensaties uit te voeren. Dit geeft perfecte lichtmeting op mijn Pentax K1 mII.
    Mvg,
    WillyKano
    Mvg,
    WillyKano

Reageer op dit artikel

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site wordt beschermd door reCAPTCHA en het Google privacybeleid en servicevoorwaarden zijn van toepassing.

Geef een reactie

13 reacties

  1. Beste Daan, mijn complimenten voor een van de beste bijdragen die ik tot nog toe hier ontdekt heb! Ik neem even de vrijheid als senior ooit vakfotograaf uit de doeken te doen hoe het werkelijk technisch in elkaar zit:
    Lichtmeting is inderdaad een “dom” hulpmiddel, maar er zijn principieel 2 methoden voor: 1) opvallend c.q. direct licht meten en 2) gereflecteerd licht meten. De DDL camerameters, ongeacht de “manieren om licht te meten: centrum-gewogen, matrix, spotmeting enz.”, doen allemaal het laatste; een zwart en een wit vlak zullen bij een zekere hoeveelheid licht gereflecteerd gemeten theoretisch beide als geijkte grijswaarde geïnterpreteerd worden terwijl de opvallend licht meting correct zal weergeven omdat de hoeveelheid gemeten licht immers niet verandert. Theoretisch want wanneer het zwarte vlak werkelijk zwart, lichtloos, zou zijn resulteert dat in belichtingstijd oneindig.
    De door jou nu ook ontdekte en wel degelijk terecht aanbevolen handmatige instellingen doen het dus het best in combinatie met opvallend licht meting, of simulatie daarvan door ons brein-met-ervaring 😉
    Toch zit er een adder onder het gras: dynamic range! De destijds belabberde dynamic range was overigens reden waarom DDL meting populair werd, want stel dat je onderwerp bij correcte opvallend licht meting net in de schaduw kwam te zitten resulteerde dat op beeld meteen in dat het aan of over de rand van de dynamic range kwam. Die is digitaal enorm vergroot, verdubbeld en vaak (veel) meer dan dat, met name in RAW. En dat vormt, voor mij, soms, dan ook de enige reden voor mijn natuurhobbykiekjes, naast de grootste Jpg, RAW aan te zetten. Meestal blijkt echter toch, achteraf, dat het niet nodig was.
    Verder is naar mijn idee de grootste verworvenheid met de digicamera’s het schermpje achterop met instant techdata en grafiekjes – vroeger moesten we (beroepsmatig dan) ons behelpen met polaroids. Wat we in de technische fotografie ook vaak deden was een geijkte grijskaart in een testopname meekieken, maar die reiger ziet je al aankomen met: “hou de grijskaart even vast” 🙂
    In plaats van dat alles kunnen we nu tevoren een dummy-opname maken en alle belangrijke zaken op het cameraschermpje bekijken.

  2. Wat een onzin. De belichtingsmeter is niet geprogrammeerd voor vakantiefotografen, die bestonden nog niet toen de belichtingsmeter werd uitgevonden. Zou het misschien iets met de huidskleur van ons westerlingen te maken hebben?
    De belichtingsmeter maakt alleen middengrijs van het stukje dat je meet. Spotmeting geeft dus een heel ander resultaat dan matrixmeting.
    Een citaat uit een boek van Henry Carroll:
    “Ga even zitten. Ik ga nu iets vertellen wat misschien als een schok voor je komt: foto’s maken in de M-stand is tijdverspilling.
    Hallo? Ben je er nog? Oke ik zal het uitleggen. Anders dan bij Sluitervoorkeur en Diafragmavoorkeur heb je bij Manueel controle over de sluitertijd en de diafragmaopening en de ISO.
    Bij Manueel vertelt je camera nog steeds wat de correcte belichting zou moeten zijn, precies zoals in elke andere functie. Maar in plaats van de veranderingen voor jou uit te voeren, moet je het allemaal zelf doen.
    Mensen die Manueel gebruiken, stellen vaak gewoon de sluitertijd en diafragma in volgens de aanwijzing van hun camera. In feite werken ze dan in de functie Programma(P), alleen duurt het langer. Geloof me nou maar: Manueel voegt niets toe aan het plaatje toe!”
    Einde citaat.
    Probeer de volgende oefening eens:
    Zet je camera op statief, neem een foto in de P-stand, zet je camera in de diafragmavoorkeur en kies het diafragma dat de camera koos in de P-stand. Zet je camera in sluitertijdvoorkeur en kies de sluitertijd van de P-stand, zet je camera in de M-stand en kies diafragma of sluitertijd uit P-stand en vergelijk de resultaten: 4 keer de dezelfde instellingen!
    Zorg dat je camera kent en hoe die reageert op verschillende omstandigheden, als je tevreden bent met de M-stand gebruik die dan, maar verheerlijk die niet!

    1. Je hebt het artikel duidelijk niet goed gelezen. Je werkt niet in M om vervolgens de instellingen volgens de automatische belichting over te nemen. Je kiest voor M omdat je dit wilt overrulen zodat je niet afhankelijk bent van de grillen van je lichtmeter.
      Ik verheerlijk de M-stand absoluut niet, maar heb aan de hand van 2 concrete voorbeelden laten zien dat het bij vogelfotografie leidt tot meer ‘keepers’.

  3. Sorry Daan,
    Met mijn Pentax K1 werk ik steeds op Tav stand, waarbij ik zowel kan kiezen om de sluitertijd aan te passen maar ook het diafragma, deze laatste ligt gewoonlijk tussen 4.5 en 5.6, afhankelijk van de zoom stand 150-450mm). De ISO waarde past zich automatisch aan tussen 100 en 28.000, jawel voor mij is de registratie soms belangrijker dan de kwaliteit. ( max ISO waarde kan zelfs tot 800.000). Voor stilzittende vogels gebruik 1/160s, als er genoeg licht is kan ik in beweging tot 1/1500s. Als je natuurlijk over een dure F4 telelens beschikt, heb je meer mogelijkheden, maar minder financiën over.
    Ik gebruik steeds punt meting voor focus en licht meting en heb geen tijd om aan knopjes te draaien om het licht te regelen, 1 of 2 s blijft de vogel goed in beeld, maar daarna is het moment meestal voorbij.
    Dus ik focus op het oog, maak mijn compositie en druk af, er blijft geen tijd over om dan nog licht compensaties uit te voeren. Dit geeft perfecte lichtmeting op mijn Pentax K1 mII.
    Mvg,
    WillyKano
    Mvg,
    WillyKano

Reageer op dit artikel

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site wordt beschermd door reCAPTCHA en het Google privacybeleid en servicevoorwaarden zijn van toepassing.

Deze artikelen vind je vast ook interessant: