Overleven in de winter betekent warm blijven en/of voldoende voedsel kunnen vinden. Voor watervogels en alle andere vogels die hun voedsel uit het water halen, is open water in een vorstperiode van levensbelang. Als eerste vriezen kleine vennen en poelen dicht. Stromend water van allerlei beekjes doet er een stuk langer over. Houdt de vorst lang aan, dan bevriest zelfs het voortdurend bewegende water. De laatste toevluchtsoorden zijn dan echt grote en diepe wateren, en onze grote rivieren.
Het IJsselmeer, de Maasplassen in Midden-Limburg en diverse meren in Friesland zijn uitgelezen plekken om massa’s watervogels te spotten als het echt koud wordt. Ze komen in grote aantallen samen om te profiteren van het laatste open water. Tegelijkertijd voorkomen ze zo dat ook dit laatste ijsvrije water bevriest.
Onze grote rivieren bevriezen zelden meer, terwijl ze dat vroeger zeker wel deden. De reden hiervoor is dat het water een stuk warmer is dan weleer, mede door industriële lozingen. Ga voor echt kwetsbare soorten eens kijken in de buurt van elektriciteitscentrales. Het warme water houdt de dieren letterlijk in leven.
Langdurig strenge vorst betekent een slachting onder de vogels. Fotografisch biedt de strijd tegen het ijs volop kansen, zoals de eerder genoemde grote groepen vogels in wakken, maar bijvoorbeeld ook roerdompen die nu uit de vegetatie moeten komen.
Geef een reactie