De belichtingsmeter in je fototoestel gaat uit van standaardwaarden. In veel situaties is dat prima, maar lang niet altijd. Een sneeuwlandschap, bij schemer of ’s nachts, met tegenlicht of met een onderwerp tegen een donkere of lichte achtergrond… het zijn situaties die afwijkend zijn van de standaard. Het resultaat bij standaardinstellingen van de camera, zoals in de automatische stand, levert teleurstellingen op: te licht of te donker.
Gelukkig kun je de belichting bijstellen waardoor de camera extra of juist minder licht op de sensor laat komen. Hiervoor heb je een knop of wieltje om de belichtingswaarde te veranderen, vaak aangeduid als “EV” (Exposure Value). De schaal is aangegeven in “stops” en loopt meestal van -3 EV tot +3EV. Elke stop +1 betekent een verdubbeling van de hoeveelheid licht, elke stop -1 een halvering. Je kunt het gelukkig instellen in tussenstappen van 1/3 stop waardoor je wat meer speelruimte hebt.
Een dier in een sneeuwlandschap zal bij een automatische belichting te donker uitvallen. Dan kun je het best een paar stops overbelichten, het dier is dan beter belicht.
Ook bij tegenlicht kun je het best overbelichten om je onderwerp goed te krijgen. Tenzij je een silhouet foto wilt: dan kun je beter onderbelichten zodat het onderwerp donker afsteekt.
Macrofotografen die een vlinder of een bloem tegen een lichte achtergrond fotograferen doen het vaak al automatisch: ze draaien bij voorbaat de belichtingswaarden een stop omhoog. Dan wordt het onderwerp goed belicht en de achtergrond krijgt een lichte zachte pasteltint.
Fotografen die graag werken met high-key of low-key kunnen de belichting op deze manier ook naar hun hand zetten.
Wil je echt totale controle op je belichting? Dan zet je je camera volledig op Manual en kun je handmatig de drie elementen van de belichtingsdriehoek naar eigen inzicht instellen: sluitertijd, diafragma en lichtgevoeligheid (ISO). Met elk van deze drie knoppen kun je de belichting compenseren zonder dat je gebruik hoeft te maken van de EV-knop. Overbelichting krijg je bij langere sluitertijd, open diafragma en hogere ISO waarde, onderbelichting bij het omgekeerde.
Belichtingscompensatie is ook achteraf mogelijk. Goede bewerkingsprogramma’s bieden de mogelijkheid het beeld lichter of donkerder te maken. Vooral als je fotografeert in RAW is dit heel goed te doen. Binnen zekere grenzen: als je een te donkere foto op de computer erg veel lichter maakt heb je snel last van ruis en krijg je een vlekkerig beeld. Belichtingscompensatie tijdens de opname in het veld heeft de voorkeur.