Concreet betekent het dat er in het objectief lamellen zitten die in meer of mindere mate geopend/gesloten kunnen worden. Hoe verder het diafragma open staat, hoe meer licht de sensor weet te bereiken. Meer licht betekent een kortere sluitertijd en gemakkelijker onder donkere omstandigheden kunnen werken. Bij een meer gesloten diafragma gebeurt het tegenovergestelde. Nog maar weinig licht weet de sensor te bereiken, waardoor de sluitertijden toenemen.
Dan werk je toch altijd met een zo open mogelijk diafragma? Dan heb je tenminste veel licht. Helaas, zo gemakkelijk werkt het niet, want het diafragma heeft ook invloed op de scherptediepte, ofwel dat deel dat in een foto als scherp wordt ervaren. Bij een open diafragma heb je weinig scherptediepte, bij een gesloten diafragma juist veel scherptediepte. Ingewikkeld? Gebruik dan dit geheugensteuntje: een LAAG getal betekent WEINIG scherptediepte, een HOOG getal VEEL scherptediepte. Maar wat is dan de ideale diafragmawaarde? Helaas bestaat die niet.
- Bepaal eerst voor jezelf hoeveel je in een foto scherp wilt hebben. Moet alles van voor- tot achtergrond scherp zijn of wil je juist dingen uit hun omgeving isoleren? Landschappen vormen een mooi voorbeeld van het eerste. Meestal wil je alles in een landschap scherp hebben. Dat betekent hoge diafragmawaardes van bijvoorbeeld f/16. Fotografeer je bijvoorbeeld vogels, dan gaat het echt daarom en wil je dat deze mooi loskomt van de achtergrond. In dergelijke gevallen volstaat een lage diafragmawaarde van bijvoorbeeld f/4.
- Je kunt wel iets willen, maar het moet dan ook nog maar net kunnen. Het komt daarbij vaak aan op de factor licht. Stel je voor dat je een landschap wil fotograferen aan de rand van de dag, maar je hebt geen statief bij je. Er zit natuurlijk ergens een grens aan datgene dat je vast kunt houden. Het onbeperkt opschroeven van de ISO werkt ook niet. Je enige escape is dan nog je diafragma…
Daarmee zijn we er nog niet. Zo heeft de apparatuur (het objectief) een grote invloed op de werking van het diafragma. Met een groothoekobjectief is ‘alles’ al vrij snel scherp, terwijl het met een teleobjectief onmogelijk is op alles scherp te krijgen. Hoe dit precies in elkaar zit, behandelen we binnenkort in een apart achtergrondartikel, maar het is belangrijk dit te beseffen.
Tot slot is de bouw van de lamellen in het objectief belangrijk voor de sfeer van de onscherpte, hiervoor wordt de term bokeh gebruikt. De meeste objectieven beschikken over rechte lamellen, die samen een veelhoek vormen. Bij een lage diafragmawaarde zie je daar niks van: lichtvlekjes in de achtergrond verschijnen als fraaie cirkels in beeld. Ga je nu echter met hogere diafragmawaarden werken, dan ga je de hoekige vorm steeds beter zien. Bij duurdere objectieven worden soms meer lamellen of lamellen met een gebogen vorm gebruikt, waardoor de lichtvlekjes langer rond blijven. De sfeer van de achtergrond kan dus een argument zijn om bij aankoop te kiezen voor een bepaald merk of type objectief.
3 reacties
Bob, het is een beetje ingewikkeld, maar omdat ik af en toe gevraagd wordt hoe deze waarde tot stand komt, heb ik deze uitleg gegeven.
Bedankt Frans, maar dit is voor de meesten veel te ingewikkeld en ook niet nodig om tot een goede afweging voor de fotografie te komen.
Misschien nog een fysische uitleg betreffend de waarde van de diafragmaopening:
De waarde van de diafragmaopening is de brandpuntsafstand gedeeld door de diameterwaarde (k).
Bijvoorbeeld:
Bij een 50mm objectief past de diameter der diafragmaopening, oftewel diameter der intreepupil (d) bij de waarde (k) f/2,8, 2,8 maal in de brandpuntafstand (f).
De diameter van de diafragmaopening is dus 17,9mm bij f/2,8 en bij f/22 is de diameter der opening 2,3mm bij een 50mm objectief.
k = f/d
k = diafragmawaarde
f = brandpuntafstand
d =diameter der intreepupil