Als het flitslicht de enige lichtbron is hebben we het over “vol flitsen”. Naast vol flitsen is de meest gebruikte toepassing de invulflits. Hierbij maak je zowel gebruik van omgevingslicht als van flitslicht. Het omgevingslicht is meestal het hoofdbestanddeel. De flitser dient om bijvoorbeeld een schaduw op te lichten of je onderwerp net iets extra licht te geven, waardoor er meer aandacht naar uit gaat.
Ook kun je een invulflits gebruiken voor een lichtje in de ogen van dieren. Dit wordt veel gebruikt bij vogels, maar in de macrofotografie kun je het ook toepassen, bij dieren met een helder oog, zoals amfibieën, reptielen en kleine zoogdieren.
In bijna alle gevallen is de standaardhoeveelheid flitslicht teveel. Met de flitscompensatie breng je de hoeveelheid licht terug, vaak 1, soms wel 2 stops om een uitgebalanceerde belichting te krijgen.
Als je de flitser aanzet, stelt de camera vaak automatisch de flitssynchronisatietijd in (1/60 -1/250s). Dat is prima voor het flitslicht, maar soms te kort voor het omgevingslicht. Om beter gebruik te maken van beide lichtbronnen kun je ook flitsen met langere sluitertijden. Stel de camera dan in op flitssynchronisatie bij lange sluitertijden, ook wel ‘slow’ genoemd. Je kunt de camera ook handmatig instellen op een langere sluitertijd. Bewegingsonscherpte ligt dan wel op de loer, dus werk bij voorkeur vanaf statief.
Bron: praktijkboek Macrofotografie
Meer lezen over macrofotografie?
Koop ons praktijkboek Macrofotografie.
Hét standaardwerk over macrofotografie.
Te koop bij de betere boekhandel en via de webshop.
Meer weten:
De 12 tips voor flitsen in de natuur