Er zijn sensoren in soorten en maten.
Soorten
Er zijn twee gangbare typen sensoren in gebruik: de CCD sensor en de CMOS sensor. Ze hebben dezelfde functie: licht omzetten in elektrische signalen, maar doen dat technisch op een andere manier.
Door de verschillen in de fabricageprocessen zijn er aanmerkelijke verschillen tussen CCD- en CMOS-sensoren.
- CCD-sensoren leveren foto’s van hoge kwaliteit en met minder ruis dan CMOS-sensoren.
- Omdat elke pixel op een CMOS-sensor meerdere transistoren naast zich heeft, is de CMOS-chip in het algemeen minder gevoelig. Veel van de fotonen die de chip raken, raken de transistoren in plaats van de fotodiode.
- Het fabricageproces voor CCD-sensoren verbruikt veel vermogen. CCD-sensoren verbruiken ca. 100 keer zoveel vermogen als een vergelijkbare CMOS-sensor.
- CMOS-sensoren kunnen worden gemaakt in elke willekeurige standaardproductielijn voor siliciumchips, en zijn daardoor extreem goedkoop in vergelijking met CCD-sensoren .
- CCD-sensoren worden al lange tijd gemaakt en zijn dus verder ontwikkeld. Ze leveren in het algemeen een hogere kwaliteit en meer pixels.
Gebaseerd op deze verschillen kun je concluderen dat CCD-sensoren worden gebruikt in camera’s met een uitstekende lichtgevoeligheid, voor hogekwaliteitsfoto’s met veel pixels. CMOS-sensoren hebben een lagere kwaliteit, een lagere resolutie en een lagere lichtgevoeligheid.
CMOS-sensoren zijn echter de laatste tijd in opkomst en inmiddels in de meeste fotografie toepassingen even goed of beter dan CCD-sensoren . CMOS-camera’s zijn meestal minder duur, verbruiken minder energie en de batterijen gaan daardoor langer mee. Tegenwoordig zijn er CMOS-sensoren ter grootte van het kleinbeeld formaat, 24 x 36 mm met een zeer groot aantal pixels.
Maten
De grootste sensoren kom je tegen bij de middenformaat camera. Het formaat van de sensor is dan groter dan dat van een kleinbeeldfilm. Dit type camera is met name in gebruik bij professionele fotografen. Het is zeer geschikt voor hoge kwaliteit beelden en grote afdrukken. Het is echter ook een dure oplossing omdat niet alleen de sensor maar daarmee ook de behuizing van de camera groter en zwaarder is dan bij camera’s met kleinere sensoren.
De zogenaamde ‘full-frame’ sensor heeft het formaat van de eens zo populaire kleinbeeldfilm van 36 x 24 millimeter. Dit type is populair bij de veeleisende en ervaren natuurfotograaf.
De meeste gangbare camera’s hebben een kleinere sensor, het APS-C formaat van 22 x 15 mm. Handzamer en goedkoper. Doordat de sensor ongeveer 1,5x zo klein is als de fullframe, valt een deel van het licht dat door de lens valt buiten de sensor-grenzen. De kleinere sensor maakt als het ware een uitsnede (“crop”) van het beeld. Daardoor lijkt de lens een 1,5 x groter beeld af te leveren dan op een full-frame sensor. Lijkt, want het is een uitsnede en dus geen echte vergroting. De factor 1,5 noemt men de crop-factor.
Een nieuw type sensor is de Four Thirds sensor of 4/3 inch sensor, die maar 17,3 x 13 mm. is. Hierdoor is de cropfactor ongeveer 2, waardoor een 200mm objectief wel een 400 mm objectief lijkt.
In compactcamera’s zitten nog kleinere sensoren, 1/2,3 inch sensoren van 6,17 x 4,55 mm.
Kleine sensoren betekent dat er veel pixels dicht opeen zitten wat nadelig is voor de beeldkwaliteit. Er ontstaat meer ruis en het dynamisch bereik van kleine sensoren is geringer. Voordelen zijn er ook: omdat kleine sensoren dicht op de lens zitten geven meer scherptediepte. Ze bieden mogelijkheden voor superzoom en supermacro, instellingen die je bij veel compactcamera’s ziet.