Van nature was de Oosterschelde het estuarium van de Schelde waar de zee vrij spel had. Het was een dynamisch gebied, met slikken, kwelders, eilandjes en zandstranden. Zoet en zout water streden er om invloed en grote delen werden gekenmerkt als brak milieu. Maar in de strijd tegen water greep de mens in, onder andere met de Deltawerken, na 1953.
Waar de Grevelingen nog volledig werd afgesloten, was bij de Oosterschelde de tijd rijp om een meer open afsluiting te realiseren, onder andere om de oester- en mosselcultuur te kunnen behouden. De bouw van de Philipsdam en de Oesterdam sloot de Oosterschelde af van de aanvoer van zoet water, terwijl de Oosterscheldekering er voor zorgde dat de toegang van de zee gewaarborgd bleef. De Oosterschelde is nu een zout getijdengebied.

Bijna 2 keer per etmaal is het hoog water en even zo vaak laag water. Droogvallende zandplaten wisselen af met verrassende diepgang. Sterke stromingen met relatieve rust. Onder water is een grote rijkdom en variatie in onderwaternatuur. En hoewel de van nature voorkomende biotopen zo goed als zijn verdwenen, zijn er veel nieuwe voor in de plaats gekomen in de vorm van kunstwerken, kunstmatige oesterriffen en vele kilometers dijken, met basaltblokken, beton en breuksteen. Soorten van slikken en kwelders maakten veelal plaats voor soorten die gebonden zijn aan harde substraten.

De oester- en mosselkwekers, wier belangen onder andere verantwoordelijk zijn voor het open houden van de Oosterschelde, zijn op hun beurt weer verantwoordelijk voor een deel van de exoten. Na de grote oestersterfte in de jaren 60 importeerden zij Japanse oesters. Deze voelen zich zo thuis dat zij de Hollandse platte oester nu vrijwel hebben verdrongen. En met die buitenlandse oesters en het geïmporteerde mosselbroed, kwamen ook andere exoten mee, soms tot verdriet van de kwekers. De Japanse stekelhoren en Amerikaanse oesterboorder zijn daar een voorbeeld van.

De gewone slingerzakpijp (Botrylloides violaceus) komt oorspronkelijk uit de omgeving van Japan. De exoot heeft zich middels schepen verspreid en heeft zich sinds begin deze eeuw in Zeeland gevestigd. De kolonies groeien op hard substraat en gedragen zich als invasieve soort, door voedsel- en ruimteconcurrentie van inheemse soorten. Voor de Bruine plooislak (Goniodoris castanea) was de komst van de Botrylloides violaceus geen straf. Het ruime aanbod van het nieuwe exotische voedsel heeft van de voorheen vrij zeldzame bruine plooislak een algemeen tot massaal voorkomende soort gemaakt.

En nog steeds verandert de Oosterschelde. De laatste jaren zien we meer en meer hangcultures. Dijkverzwaring speelt een rol, met name door de toevoer van nieuw hard substraat. Maar ook door het opwarmen van het zeewater en het ontbreken van strenge winters verandert de samenstelling van flora en fauna.
Ideaal voor
Naast landschapsfotografie en vogelfotografie is de Oosterschelde met name bekend om de mogelijkheden voor onderwaterfotografie. Vanuit heel Nederland, maar ook uit België, Duitsland en in mindere mate Frankrijk, komt men het zeer gevarieerde onderwaterleven bewonderen. Overal waar je te water kan valt wel iets te fotograferen, al biedt de ene duikstek wel veel meer dan de andere. En kan je er vanaf de kant niet bij, dan kan je een altijd nog een bootduik overwegen. De vele duikstekken bieden voor elk wat wils.

Beste plekken
Goesse sas, Wemeldinge, Zeelandbrug, Bergse Diepsluis en Gorishoek zijn bij de meeste duikers bekende namen. Mijn persoonlijke favoriet is de Zeelandbrug. Vrijwel alles wat in de Oosterschelde voorkomt kan hier bij tijd en wijle worden gevonden. Maar Sint Annaland heeft vaak, ook als elders het zicht slecht is, nog vrij goede omstandigheden.

Bij Bergse diepsluis kan ook buiten de kentering worden gedoken. Maar het is een zeer drukke duikstek, waardoor de omstandigheden wel eens minder zijn. Levensstrijd is vooral een mooie plek voor een nachtduik. Maar duiken is daar meer snorkelen. Dieper dan een meter of 5 is het niet… bij hoog water. Dieper kan je bijvoorbeeld wel bij Gorishoek tot wel 40 meter, maar daar kan de stroming verraderlijk zijn.
En met al die verschillende omstandigheden varieert per duikstek ook het onderwaterleven. De enige manier om uit te vinden welke duikstek goed bij je past, is te water gaan.
Interessante soorten binnen het gebied
Waar ik zelf vooral van zeenaaktslakken hou en mijn favoriete diertje in de Oosterschelde de dwerginktvis is, zorgen bijvoorbeeld parende zeekatten (sepia’s) en waarnemingen van het kortsnuitzeepaardje steevast voor volle parkeerplaatsen. Maar iets hoeft niet per se zeldzaam te zijn om interessant te zijn. Vaak is een beetje goed zoeken voldoende om een jong snotolfje te vinden. Prachtige visjes waarvan het kuit van de volwassen exemplaren ‘armeluis-kaviaar’ levert. En er is niets leuker dan bij hoogwater, vlak onder de dijk, steenslijmvisjes zoeken bij Strijenham. Succes gegarandeerd.
