Dit is het derde artikel uit een reeks. Eerder hadden we het al over resolutie en framerate en over compressie en codecs. We gaan verder met kleur. Want ook daarin zijn best wat verschillen tussen foto en video.
Kleur
Een digitale foto gebruikt RGB, een additief kleurmodel, wat betekent dat kleuren worden gemaakt door het combineren van verschillende hoeveelheden van basiskleuren. In een digitale foto wordt voor elke pixel de helderheidswaarde van de drie kleurkanalen rood, groen en blauw (RGB) bewaard. De sensor in een digitale camera heeft zoals je wellicht weet een kleurfilter waardoor elke pixel één kleur (rood, groen of blauw) ‘ziet’. De waarden voor de twee andere kleurkanalen worden berekend vanuit de waarden van de aangrenzende pixels, een proced dat demosaicing heet.
Video gebruikt een ander model, YCbCr. Dit bestaat ook uit drie signalen per pixel: Y voor helderheid, en Cb en Cr voor kleur. Om een YcbCr-signaal te kunnen tonen op een RGB-apparaat zoals een beeldscherm, wordt het eerst geconverteerd. Dat gebeurt gelukkig automatisch. (Soms wordt ook de term YUV gebruikt, waarbij U = Cb en V = Cr).
Kleurcompressie
Wel moet je weten dat de YCbCr-kleurinformatie meestal gecomprimeerd wordt om de bestandsgrootte te verkleinen. Zonder compressie van kleurinformatie zouden videobestanden te groot zijn voor bijvoorbeeld online video. Die compressie heet ‘chroma-subsampling’ en gebeurt in blokjes van telkens acht pixels, in 2 rijen van 4 pixels. Je kan de mate van compressie zelf kiezen. Hoe sterker de compressie, hoe kleiner de bestanden, maar hoe groter het risico dat de kleurkwaliteit vermindert.
Bij een 4:4:4 compressie behoudt ieder van de acht pixels zijn eigen helderheids- en kleurwaarde. Er is dus eigenlijk geen kleurcompressie, en de kleurkwaliteit wordt integraal bewaard. Bij 4:2:2 compressie wordt in elke rij het CbCr signaal van twee pixels bewaard. Bij 4:2:0 compressie wordt in de bovenste rij het CbCr signaal van twee pixels bewaard en wordt in de onderste rij geen CbCr signaal bewaard. Als je 4:2:0 compressie gebruikt, zijn je bestanden kleiner, maar als je nadien kleurcorrecties moet doen zal de beeldkwaliteit slechter worden.
Bitdiepte
Net als bij foto bepaalt de bitdiepte van een digitale video hoeveel verschillende kleurtonen in het bestand onderscheiden kunnen worden. 8-bit kan 256 verschillende tonen onderscheiden, 10-bit 1.024 tonen en 12-bits 4.096 tonen. De meeste beeldschermen ondersteunen maximaal 8-bit kleur, dus opnemen in 8-bit is in principe voldoende. Maar een hogere bitdiepte levert bestanden met meer kleurinformatie waarmee je kan in nabewerking kan werken.
RAW
Bij sommige camera’s kun je net als bij fotograferen bij het filmen in RAW werken. Daarbij wordt de ‘ruwe’, onbewerkte informatie van de sensor vastgelegd. Net als bij RAW-foto’s heb je daardoor veel meer speelruimte in nabewerking om de kleuren en belichting te corrigeren. Maar de nadelen zijn er ook: filmen in RAW genereert zeer grote bestanden, en je hebt een zeer krachtige computer nodig om ze te bewerken.
Log
Uit de fotowereld ken je wellicht kleurprofielen zoals sRGB en Adobe RGB. Ook voor video bestaan er kleurprofielen. Video wordt gewoonlijk opgenomen met een kleurprofiel dat geschikt is voor weergave op een standaard beeldscherm, een zogeheten SDR (standard dynamic range) profiel. Een voorbeeld is het Rec.709 profiel. Het dynamisch bereik dat een camera kan vastleggen is echter veel groter dan wat in SDR past.
Daarom kan je op heel wat camera’s kiezen voor een log-profiel. Zo’n profiel kan meer helderheids- en kleurinformatie bevatten, zodat er meer detail blijft in de schaduwen en hooglichten. Opnames in log hebben echter een lage verzadiging en laag contrast. Ze moeten daarom altijd gecorrigeerd worden in nabewerking, ofwel handmatig ofwel door een LUT (Look-Up Table) toe te passen. Zo’n LUT zet de fletse kleuren van een opname in log automatisch om naar aangename kleuren.