- Kies als je kunt voor een kwaliteitstelescoop
Je moet om te beginnen een telescoop uitzoeken, waarmee je goed kunt digiscopen. De optische kwaliteit van de telescoop heeft de grootste invloed op de resultaten. In principe kan je met iedere telescoop digiscopen, maar de kwaliteit van het telescoopbeeld is allesbepalend voor de kwaliteit van de foto’s. Vast staat dat met telescopen van de merken (in alfabetische volgorde) Kowa, Leica, Nikon, Swarovski en Zeiss uitstekende resultaten bereikt zijn. Dit kan natuurlijk ook het geval zijn met telescopen van een ander merk. De belangrijkste eisen aan een telescoop zijn de diameter van het objectief, het type oculair en ook de kwaliteit van het glas dat voor de lenzen van de telescoop wordt gebruikt. De diameter van het objectief bepaalt in belangrijke mate de lichtsterkte van de telescoop. Momenteel variëren de maximale objectiefdiameters van de genoemde telescoopmerken van 80 tot 100 mm. De vergrotingen van deze telescopen variëren van 25 keer tot 30 keer. Dit zijn dan ook goede uitgangswaardes.
- Vind de juiste camera
Om te weten te komen of je kunt digiscopen met de camera, moet je dat altijd eerst op de telescoop testen. Alleen een camera die geen vignettering heeft wanneer de camera aan de telescoop gekoppeld, kan je goed gebruiken om te digiscopen. Wil je kwaliteitsfoto’s maken, ga dan voor een systeemcamera. Dat is een camera die de voordelen van een compactcamera (klein en handzaam) met een spiegelreflexcamera (goede beeldkwaliteit) verenigt. Wil je liever snel en makkelijk een waarneming registreren, dan kan je ook aan phonescopen denken. Er zijn verschillende smartphones die je daarvoor kunt gebruiken. Informeer wel bij andere digiscopers welke camera’s voor jouw merk en type telescoop geschikt zijn. Voor compactcamera ’s geldt vaak dat je met camera’s met een equivalente brandpuntafstand tussen 35 en 140 mm (camera’s met 2,5 tot 3 keer zoom) kunt digiscopen. – Voor systeemcamera’s van het micro ¾ systeem zijn lenzen met brandpuntafstanden tussen 17 en 50 mm vaak geschikt voor digiscopen. Voor de systeemcamera’s van Nikon zijn brandpuntafstanden tussen 10 en 30 mm bruikbaar. Systeemcamera’s met een sensor gebaseerd op een spiegelreflex of spiegelreflexcamera’s zelf zijn doorgaans bruikbaar met lenzen tussen 25 en 70 mm.
- Vind een passende adapter
De lens van de camera moet precies voor het oculair van de telescoop geplaatst worden. Gaat dat niet goed, dan mislukken de foto’s gegarandeerd. Hiervoor zijn speciale adapters verkrijgbaar. De beste resultaten worden verkregen met een digiscoopadapter, die zowel aan de lens van de camera als aan het oculair vastgemaakt kan worden. Door deze constructie worden telescoop en camera min of meer aan elkaar vastgeklonken. Je kunt hierdoor ook een grote precisie bereiken bij het uitlijnen van telescoop en camera. De kans dat de uitlijning niet klopt is klein en deze constructie neemt ook het minste volume in.Ook zijn er handige wegklapadapters, zodat je fotograferen en kijken in een handomdraai kunt afwisselen.
- Gebruik een goed statief
Iedere vogelfotograaf weet dat een stevig statief onontbeerlijk is. Een stevig statief met voldoende zware videokop is nog belangrijker bij het digiscopen. Zie je het beeld bij een beetje wind al voor je ogen trillen, dan is je statief niet stevig genoeg. In principe is elk materiaal geschikt, waarbij de carbon- statieven het voordeel hebben dat ze veel lichter zijn en toch stevig genoeg. Hiervoor betaal je dan ook een forse prijs ten opzichte van zwaardere metalen statieven. Bij ieder statief hoort een statiefkop. Globaal zijn er vier soorten koppen. Schommelkoppen, koppen met een balhoofd, en twee- en driewegkoppen. De schommelkop is maximaal flexibel voor fotografen met een spiegelreflex, maar dit systeem is niet geschikt voor digiscopen. Een statiefkop met balhoofd is ook niet sterk genoeg om het gewicht van een telescoop plus camera plus adapter te dragen. Met een driewegkop kun je de statiefkop in drie aparte richtingen draaien. Een tweewegkop heeft twee richtingen. Die kun je horizontaal draaien en omhoog of omlaag richten. De tweewegkop (ook wel videokop genoemd) is verreweg de meest gebruikte statiefkop voor digiscopen. De ervaring leert dat relatief goedkope (en zwaardere) modellen vaak precies dat doen wat een digiscoper nodig heeft.
- Maak gebruik van een draadontspanner of elektronische afstandsbediening
Digiscopen gebeurt met grote vergrotingen. De kleinste trilling zorgt daarom voor onscherpe foto’s. Als je een draadontspanner of afstandsbediening gebruikt neemt de kans op een scherpe foto enorm toe. Ook heb je in veel camera’s de optie om beeldstabilisatie in te stellen.
In het nieuwste nummer van Natuurfotografie Magazine (editie 38 #6 2018) vind je op pagina 38-39 een tutorial specifiek over Phonescoping, het fotograferen met je smartphone op een telescoop of verrekijker.
- Zet de camera in A(perture) modus en kies het laagste F-getal en ISO
Omdat de telescoop de hoeveelheid licht die de camera ingaat bepaalt, moet je de camera vertellen zelf altijd zoveel mogelijk licht te vergaren. Kies daarom het laagste F-getal in de A-modus. Zo voorkom je belichtingsfouten en krijg je de kortst mogelijke sluitertijd. De ISO-waarde bepaalt hoeveel licht een sensor nodig heeft om een goed belichte foto te kunnen afleveren. Hoe hoger de ISO hoe korter de sluitertijd kan zijn. Bij toenemende ISO-waarden ontstaat echter wel steeds meer ruis. Vooral bij compactcamera ‘s ontstaat dit sneller. Bij systeemcamera’s of spiegelreflexcamera’s kun je hierdoor met kortere sluitertijden werken. Veel beginnende digiscopers willen maar al te graag de ISO- waarde flink opschroeven om zo scherpere foto’s te maken. Die komen dan bedrogen uit. De foto is misschien wel scherper, maar het verlies aan detail door de sterk toegenomen ruis is veel groter.
- Maak altijd een reeks (‘burst’) foto’s
De meeste digitale camera’s hebben de mogelijkheid om in korte tijd een reeks van achtereenvolgende foto’s te maken. De camera moet dan in de zogenoemde ‘burst mode’ gezet worden. Door zo’n reeks te maken vergroot je de kans dat er een scherpe opname tussenzit. Want zowel de bewegingen van jouzelf als van de vogel die je in beeld hebt, kunnen onscherpte veroorzaken.
- Stel eerst de telescoop scherp en dan de camera
Omdat telescoop en camera niet gemaakt zijn om samen te werken, is het belangrijk dat je eerst de telescoop goed scherp stelt en pas daarna de camera op de telescoop scherp stelt. Blijf dit steeds herhalen. Vogels kunnen namelijk ongemerkt uit de scherpte van het telescoopbeeld lopen of zwemmen en de autofocus van de camera kan ook fouten maken. De modernste systeemcamera’s en spiegelreflexcamera’s bieden allerlei mogelijkheden om de focus beter te krijgen. Een mogelijkheid is het vergrootglas. Je stelt de camera scherp op het onderwerp en zonder af te drukken controleert de fotograaf met het vergrootglas of de scherpte op de juiste plek staat. Zo heb je dan de mogelijkheid om de scherpstelling van de telescoop op het onderwerp handmatig te corrigeren.
- Wees niet bang voor lange sluitertijden
Veel digiscopers maken de fout om bij weinig licht voor de kortste sluitertijden te kiezen, bijvoorbeeld door de camera in sport-modus te zetten. De digitale camera’s lossen dat op door de kwaliteit van de foto te verlagen door de lichtgevoeligheid (ISO-waarde) van de camera kunstmatig te vergroten. Dat levert veel ruis en detailverlies op en dus onbruikbare foto’s. Maak daarom liever veel foto’s met een lange sluitertijd. Vaak zitten er wel enkele geslaagde beelden tussen. Bij standaard fotografie zou je beeldstabilisatie overwegen. Beeldstabilisatie in de lens is voor digiscopen geen bruikbare oplossing. Alleen beeldstabilisatie in de camera zou bruikbaar kunnen zijn. Bij beeldstabilisatie in de camera worden bewegingen van de fotograaf gecompenseerd. Beeldstabilisatie is niet uitgevonden om camera’s op statief te ondersteunen. Het uitzetten van deze optie wordt dus aangeraden, maar het kan geen kwaad om de optie toch eens uit te proberen, in een enkel geval kan het iets helpen.
- Benut de voordelen van de digiscoop
Het werken met een digiscoop is omslachtig. Alle onderdelen moeten perfect samenwerken voor het beste resultaat. Een systematische en weloverwogen aanpak is daarom nodig. Vaak heb je daar de tijd niet voor. Het voordeel van digiscopen is juist dat je door de grote vergroting buiten de comfortzone van vogels kunt fotograferen. Dat is de zone waarbuiten vogels jouw aanwezigheid accepteren. Bij deze vogels kan je de tijd nemen om de digiscoop op te bouwen, netjes scherp te stellen, een mooie compositie uit te zoeken en dat bijna onbeperkt te herhalen. Geniet van deze kans om zo mooie foto’s te maken. Doe geen moeite om vogels te fotograferen, die toch veel te ver weg zitten, snel wegvliegen of zwemmen, of hoog in een boom in het tegenlicht zitten.
2 reacties
Marcel,
Ik heb wat problemen met het scherp krijgen van de foto’s
Ik gebruik een ATX 30-70×95 spotting scope met een oculair+objectief module
En een TLS APO 43mm (voor fullframe) adapter
Daarnaast een Canon EOS R met een EF-RF mount adapter
Door de scope zie ik het onderwerp scherp, maar door de camera krijg ik het niet scherp
Wat kan ik doen/veranderen
DAG meneer Marcel ,
weet jij welke app ik moet gebruiken met mijn ‘smartphonesansung galaxy x cover 5 , mijn 4- armige novagrade en mijn Kite verrekijker en mijn Edu Blue Microscoop ?ik heb 25 app op mijn ik zou graag deze namiddag een antwoord krijg