Wat wil je?
Het allerbelangrijkste is om te bedenken wat je wilt. Dat klinkt vanzelfsprekend, maar het heeft grote invloed op de keuzes die je zult moeten maken. Wil je ‘gewoon’ een dagje leuk fotograferen en de diersoort maakt je niet uit? Wil je een specifieke soort fotografen, eindelijk die vos eens op de foto krijgen, of zelf de bronst van edelherten zien en vastleggen? Of wil je aan de slag met een onderwerp waar je fotografisch in kunt ontwikkelen en langere tijd mee bezig wilt zijn?
Misschien zet het lezen van bovenstaande vragen je al aan het denken. Dat is uitstekend. Bedenk daarbij ook dat het een het ander niet uitsluit en dat de ene actie een opstap kan zijn voor de volgende.
In dezelfde lijn ligt de vraag hoe ‘puristisch’ je wilt zijn. Wellicht vind je het prima dat dieren min of meer tam zijn of in gevangenschap leven, waardoor ze makkelijk te benaderen zijn en je je vooral kunt concentreren op het fotograferen. Het andere uiterste is dat je zelf op zoek gaat naar dieren in het wild. Je zoekt of creëert je eigen plek. De slagingskans is veel kleiner en het plaatje wordt mogelijk minder perfect, maar de ‘jacht’ is minstens zo belangrijk (en leuk).
Makkelijk beginnen
Ongeacht het uiteindelijke doel van je missie is het aan te raden om eenvoudig te beginnen op plekken waar de kans van slagen groot is. Lift daarbij mee op de ervaring van anderen en ga naar plekken waar dieren makkelijk te benaderen zijn, of vrijwel zeker voor een hut verschijnen. Je kunt hierbij denken aan workshops en fotoreizen (in binnen- of buitenland) of het huren van een bestaande fotohut, al dan niet onder begeleiding.
Het grote voordeel is dat je vrijwel gegarandeerd dieren voor je lens krijgt en leert van meer ervaren fotografen. Je komt vrijwel zeker thuis met geslaagde beelden en het levert ongetwijfeld een gezellige dag op. Een nadeel kan zijn dat je beperkt bent in je bewegingsvrijheid en je weinig keus hebt in de setting en de afstand tot het dier.
Wildparken
Een andere prima mogelijkheid is het bezoeken van een wildpark. Dit zijn parken waar inheemse soorten gehouden worden in ruime, natuurlijke, verblijven. Soms zijn stukken bos afgezet als zijnde een verblijf. Je fotografeert door gaas of er over heen. Meestal kun je langs een deel van het raster vrij bewegen, waardoor je als fotograaf meer mogelijkheden hebt om je standpunt te bepalen.
Buiten het feit dat dit op zichzelf al leuk is om te doen, geeft het je ook de mogelijkheid om bepaalde dieren eens van dichterbij te zien. Je krijgt een veel beter idee hoe groot of klein (!) ze werkelijk zijn en hoe ze zich gedragen. Ook kun je verschillende lenzen uitproberen en experimenteren met verschillende lichtsituaties. Zo weet je veel beter wat je kunt verwachten als je van plan bent om in het wild aan de slag te gaan. Je moet er niet aan denken dat je dagen in schuiltentje hebt zitten wachten voor die ene ontmoeting en dat je dan verprutst door iets wat je had kunnen voorkomen door een betere voorbereiding.
Dit eerste deel ging vooral over de voorbereiding; bedenken wat je wilt en hoe je dat gaat aanpakken. Volgende week ga ik in deel twee verder in op het aan de slag gaan met de camera en het daadwerkelijk fotograferen van het gewenste dier. In het derde en laatste deel ga ik in op verdieping in het onderwerp. Ben je tevreden als het dier ‘er op staat’, of wil je meer uit het onderwerp halen met de nodige afwisseling in beelden?
Dit tutorial maakt onderdeel uit van een driedelige serie waarin je alles kan lezen over het fotograferen van zoogdieren. Om de andere delen van deze reeks te lezen klik op onderstaande links:
Tutorial zoogdierfotografie, deel 1: Voorbereiding
Tutorial zoogdierfotografie, deel 2: Aan de slag
Tutorial zoogdierfotografie, deel 3: Verdieping