In ons klimaat verliezen veel bomen en struiken hun blad. De bladgroenkorrels trekken zich terug in de takken. De bladeren verkleuren en vallen af. De jonge takjes en blaadjes, al in de kiem aanwezig, overwinteren in knoppen. Knoppen vind je op de plaats waar eerder een blad heeft gezeten. Je kunt dat nog zien aan het bladlitteken dat er overblijft. Sommige bladlittekens zijn opvallend en ook mooi voor op de foto.
Veel knoppen zijn uitgerust met knopschubben, die het jonge leven beschermen tegen uitdroging, kou en vraat. Als dakpannen op een dak liggen ze over hun kwetsbare inhoud. In het voorjaar als hun taak er op zit vallen ze af en geven ruimte aan het ontluikend groen.
Veel mensen denken dat er uit een knop een blaadje komt. Dat is echter niet het geval, er zit veel meer in! Uit elke knop komt een volledig nieuw takje met blaadjes. Dit verse takje drinkt zich in de lente snel vol met water, aangevoerd vanuit de wortels en groeit hierdoor als kool.
Niet alle bomen en struiken hebben knopschubben. Bij soorten als kamperfoelie, vlier en vlinderstruik zie je de takjes met blaadjes de hele winter al in miniatuurvorm zitten. Deze blaadjes hebben een speciale bescherming: ze maken extra suikers aan in hun cel die het vriespunt verlagen. Dit voorkomt dat er zich ijskristallen vormen in de cel die de celwand kunnen beschadigen. Een soort antivries dus.
Aan de vorm van de knoppen herken je de boom. Ook de vorm van de bladlittekens helpen goed bij het herkennen van de soort. Met een goede knoppentabel en enige oefening kun je in de winter al snel veel bomen en struiken op naam brengen.