De bergeend heeft een rode snavel; bij mannetjes heeft die aan de bovenzijde een knobbel. De kop en de hals zijn donkergroen en de veren zijn wit met hier en daar een paar zwarte strepen. Een brede band over de borst is bruin. De poten zijn vleeskleurig. De bergeend is 55 tot 65 centimeter lang en 1 tot 1,5 kilogram zwaar, best zwaar voor een eend. Qua formaat zit hij tussen een eend en een gans in. Hij wordt dan ook wel eens gezien als halfgans en onze oosterburen noemen hem ook gans: Brandgans. In tegenstelling tot vele andere eendensoorten zit er bij de bergeend weinig verschil tussen het mannetje en het vrouwtje. De meeste eendenvrouwtjes zijn onopvallend gekleed om niet de aandacht te trekken van rovers tijdens het broeden. Dat is bij de bergeend niet het geval.
Omdat de bergeend in holen broedt en daarmee weinig opvalt voor rovers kan zij ook bont gekleed gaan. Toch zijn er wel kleine verschillen zichtbaar tussen man en vrouw, zeker als ze naast elkaar staan. Zo is het kleed van de man iets contrastrijker en is de roodbruine borstband iets breder. Verder ontwikkelt zich tijdens de broedperiode bij de man een dikke vlezige bobbel op de snavelbasis die later in het jaar weer slinkt. Verder zijn de mannetjes doorgaans wat groter en zwaarder. Het meest opvallende verschil is wellicht nog wel het geluid. Bij de man geen laag geluid maar juist hoge, piepende geluiden. Terwijl de vrouw juist luide, lage gak-gak geluiden produceert.
Die geluiden zijn vooral te horen gedurende conflicten met soortgenoten of andere vogels. En die conflicten komen regelmatig voor. Zeker onderling is de verdraagzaamheid soms ver te zoeken. Daarbij wil het vrouwtje het mannetje nogal eens flink ophitsen. Dan houdt zij de kop omlaag en naar voren en wijst met heen en weer gaande beweging afwisselend naar de indringer en naar haar mannetje, met de boodschap dat het mannetje moet ingrijpen. Het mannetje komt vervolgens met pompende bewegingen van de kop in actie en niet zelden vinden dan heftige gevechten plaats tussen de mannetjes. Want wat dat betreft houden ze het wel eerlijk: mannetjes vechten met mannetjes en vrouwtjes met vrouwtjes.
Gedurende het gehele jaar kun je de Bergeend tegenkomen. In onze streken leven bergeenden vooral langs de zeekusten. Opvallend genoeg in Azië juist diep in het binnenland, ver van de kusten op zoutmeren. Aangezien bergeenden in ons land vooral konijnenholen uitzochten om te broeden werden vooral de duingebieden goed benut als broedplaats. Maar inmiddels verspreiden de bergeenden zich meer naar het binnenland en zoeken daar ook andere nestplaatsen op zoals knotwilgen, schuurtjes en (onder) stapels hout.
Jonge bergeenden
Bergeenden broeden vrij laat waarbij de geboortepiek in de tweede helft van juni ligt. Dan hebben vele andere vogels al lang hun jongen rondlopen. Alleen het vrouwtje bebroed de eieren. Het mannetje houdt de wacht. De legsels bestaan vaak uit meer dan 10 eieren. De jongen van de Bergeend zien er met hun zwart-witte tekening schattig uit. Ook de Zilvermeeuw vindt ze aantrekkelijk, maar dan als smakelijk hapje. Gelukkig zijn de bergeendgezinnen daar in omvang enigszins op berekend.
Bij bergeenden is ook sprake van crèchevorming: een enkel ouderpaar ontfermt zich over een grote groep jongen. Dat kan oplopen tot meer dan honderd jongen. De verdediging tegen zilvermeeuwen wordt dan wel een stuk lastiger.
In het najaar trekken veel bergeenden naar de Nederlandse en Duitse wadden om daar hun ruiperiode door te brengen. En in de wintermaanden verblijft de meerderheid dan ook in ons waddengebied. Daar zitten dan ook overwinteraars bij uit noordelijke gebieden. Een klein deel van de bergeenden die in Nederland broedt trekt in de winter naar de Franse kust.
Bergeenden hebben een soort zeefsnavel. Door de aanwezigheid van een soort lamellen in hun snavel kunnen ze in laag water klein gedierte uit het bovenste laagje van het slik filteren. In Nederland zijn dat wadslakjes, kleine kokkels en andere schelpdieren, kleine kreeftjes, wadpieren en wormen.