Het was mij direct duidelijk dat het slangsterren waren. Voor mij toen nog een soort zeester. Wat wij zo bijzonder vonden die avond, was dat we konden zien waar ze uit het drooggevallen zand waren gekropen. Bij de eerste slangster die we aantroffen kon je zelfs nog heel goed de contouren van het lijfje in het zand zien, op korte afstand van het diertje. Het leek ons ook niet de bedoeling dat ze droog zouden komen te vallen. Na een aantal foto’s te hebben gemaakt, heb ik het voorzichtig met wat zand opgepakt en een tiental meters verder op een natter stukje strand in het water neergelegd. Daar bewoog het zich ook al spoedig voort in het dunne laagje water. Beter voor het diertje en ook nog aardig voor een foto.
Zeesterren en slangsterren
Nu ja, na het te hebben opgezocht, bleek dat slangsterren (Ophiuroidea) geen zeesterren zijn, maar verwant zijn aan zeesterren (Asteroidea, ofwel stervormigen). Zeesterren hebben een stervormig lijf en vijf of meer – tot wel tientallen – armen, waarin organen zitten. Slangsterren hebben een vijfkantig lijf en vijf lange beweeglijke slangachtige en verharde armen, zonder organen. Zeesterren en slangsterren zijn beide bodembewoners, slangsterren voornamelijk in de diepzee, zeesterren veelal in ondiepere wateren.
Soorten
Slangsterren komen wereldwijd voor, op de zeebodem, vaak in enorme aantallen. De grootste worden tot wel 60 cm groot, met een lijf (centrale schijf) van maximaal 10 cm. Alleen al in Europa komen 184 soorten voor, in Nederlandse wateren zijn er 7 inheems. Waaronder de gewone slangster (Ophiura ophiura), de soort die wij die avond aantroffen.
Gewone slangster
De gewone slangster heeft een lijf van zo’n 3 cm en armen tot 14 cm. Zowel het lijf als de armen zijn voorzien van harde platen. De armen zijn aan weerszijden voorzien van stekels, drie per segment. De kleur is meestal egaal oranje, grijs roze of bruin. De soort komt voor in de noordoostelijke Atlantische Oceaan en kustwateren van Noordwest-Europa, van Noorwegen tot aan Madeira en in de Middellandse Zee. Van de getijdezone tot dieptes van in ieder geval 200 meter. Soms graven ze zich in zand of modder. Het is een algemeen voorkomende soort, in de Noordzee worden dichtheden gehaald van 20 tot 50 exemplaren per vierkante meter. Voor onze kust is het een algemene soort.
‘Onze’ slangsterren
Onze exemplaren hadden een lichaam van een kleine 2 cm en armen van zo’n 5 tot 6 cm, waren dus middelgroot. Het lijkt erop dat ze toch een beetje verrast werden door het lage water op het lokaal zeer brede strand, waardoor ze droog kwamen te liggen.